Jaargang 2
Nummer 12 - december 2004
door: Fred de Vries - auteur

Autisme en snelle groei van de hersenen

Zeer recent Amerikaans onderzoek uit 2003 heeft sterke aanwijzingen gevonden dat baby's, die bij de geboorte een geringe schedelomtrek hebben, gevolgd door een plotselinge en sterke groei van de schedel tijdens het eerste levensjaar, een grotere kans hebben om later autistisch te worden. Volgens de onderzoekers van de University of California te San Diego (UCSD) kunnen dit de eerste neurobiologische klinische symptomen zijn van autisme.

De onderzoekers menen dat door de snelle groei van de hersenen er mogelijk niet genoeg tijd zou kunnen zijn voor de accumulatie van ervaringen en emoties die de basis vormen van normaal gedrag. Met andere woorden: de hersenen groeien kennelijk zo snel dat er te weinig tijd en energie overblijft om alle verbindingen tussen de nieuwe gevormde hersencellen onderling op elkaar aan te sluiten.

Eric Courchesne, professor van neuroscience aan de School of Medicine van de UCSD probeerde het op zijn eigen geleerde manier te verklaren door op te merken dat "gedurende deze belangrijke periode van leren en plasticiteit, wanneer het brein de buitenwereld ervaart en moet beslissen hoe het zichzelf moet construeren, het te snel groeit bij een kind met autisme. Zonder de juiste aansturing van ervaring en leren kunnen de hersenen onjuiste verbindingen maken die ervoor kunnen zorgen dat kinderen met autisme maar moeilijk de wereld waarin zij leven kunnen begrijpen."

Het onderzoek versterkt ook de aanname dat autisme een genetische of biochemische stoornis is en beslist niet is veroorzaakt door latere omgevingsfactoren, zoals vaccinaties die kwikverbindingen zouden bevatten. Want hoewel deze studie dat natuurlijk niet kan uitsluiten bewijst het wel dat abnormale signalen al bestaan voor de leeftijd dat vaccinaties normaal gesproken worden gegeven.

"Omdat deze afwijkingen al bij de geboorte aanwezig zijn ondersteunt het al het voorgaande onderzoek dat aantoonde dat er een behoorlijke biologische-genetische component bij deze stoornis behoort," zo verklaarde Dr. Daniel Geschwind, directeur van het neurogenetische programma aan de University of California te Los Angeles (UCLA).

Professor Eric Courchesne meende dat "er weinig onzekerheid bestaat dat genen een belangrijke factor in autisme zijn. Wat nog onduidelijk is is de mate waarin de genetische factoren zich verhouden tot andere factoren."


Handboek PDD-NOS Column: december 2004

Door de medische dossiers te onderzoeken van een groep van 48 kinderen die met autisme gediagnosticeerd waren ontdekten de onderzoekers dat, gemiddeld, deze kinderen geboren werken met schedelomtrekken die kleiner waren dan 75% van de andere pasgeborenen. Echter, het hoofd van kinderen met autisme groeide echter zeer snel gedurende het eerste jaar van hun leven, waardoor ze vervolgens uiteindelijk een groter hoofd hadden dan 84% van de normale kinderen van een jaar oud.

"Het was verrassend omdat de mate van verandering zo snel gaat op een zo jonge leeftijd," zo zei Natacha Akshoomoff, een assistent professor in de psychiatrie aan UCSD. "We weten dat dit patroon erg zeldzaam is onder kinderen die een normale ontwikkeling doormaken."

De studie toonde bovendien aan dat "kinderen met een meer ernstige vorm van autisme ook de grootste mate van groei vertoonden. Dit suggereert een sterke relatie tussen de ontwikkelingen die de hersenen ondergaan en hoe zwaar de latere symptomen van autisme zullen zijn."

Het onderzoek aan de UCSD was met een groep van 48 kinderen dus relatief kleinschalig en men mag de uitkomsten dan ook beslist niet gebruiken om de diagnose van autisme te stellen bij een voor de rest normaal kind. En het is ook beslist noodzakelijk dat er een diepgaand en groot vervolgonderzoek moet komen om de bovenstaande vermoedens te kunnen bevestigen.

Een ander onderzoek, uitgevoerd door het University of Washington's Autism Centre, toonde aan dat kinderen van drie en vier jaar oud met autisme gemiddeld een groter hersenvolume hadden dan kinderen van dezelfde leeftijd zonder autisme. De groei van de hersenen gaat dus nog kennelijk een tijdje door.

Maar mochten deze ontdekkingen na verder onderzoek worden bevestigd dan ontstaat er echter wel meer hoop dat vroege diagnose en behandeling mogelijk worden met daardoor betere vooruitzichten voor de kinderen.