Jaargang 5
Nummer 11 - november 2007
Fred de Vries - auteur

Hechtingsstoornissen

Het zijn altijd de ouders die de allereerste signalen opvangen dat hun nog zo kleine kind anders op normale prikkels reageert dan het zou moeten. Soms komt het voor dat het lijkt alsof je maar geen echt contact met je kind kunt krijgen, dat je bijvoorbeeld merkt dat het (uit)wisselen van geluiden en (glim)lachjes met je kind niet gaat zoals je verwacht had of dat het zich niet laat troosten als het verdrietig is.

Als je vervolgens met je zorgen naar je huisarts gaat, loop je al snel de kans dat hij jouw observaties over je kind als losstaande symptomen gaat zien en er een diagnose aan vastplakt. Het probleem heeft dan ineens een naam gekregen en het zou dan een hechtingsstoornis genoemd kunnen worden.

Kinderen met een hechtingsstoornis kunnen zich niet of niet voldoende emotioneel hechten aan de ouders. De wetenschappelijke theorie is dat de oorzaak van het probleem gezocht moet worden in (geestelijke of emotionele) verwaarlozing of mishandeling van het kind, maar ook als een kind onvoldoende gelegenheid krijgt om die emotionele banden te vormen, bijvoorbeeld als het steeds andere verzorgers krijgt.

Het zal je, als liefhebbende ouder, maar gezegd worden. Je houdt zo van je kind, doet zo je best en plotseling hoor je dat je je kind verwaarloost of mishandelt. Voel je de verwijtende blik van je huisarts al in je rug priemen als je zo snel mogelijk zijn praktijk uitwandelt?

In de medische wereld wordt een reactieve hechtingsstoornis gezien als een ontwikkelingsstoornis. En dat is al vreemd omdat een ontwikkelingsstoornis ontstaat gedurende de opbouw van de hersenen gedurende de zwangerschap. Een verkeerde opvoeding staat daar dus helemaal los van.

Er worden door het gezaghebbende psychologische handboek, de DSM-IV, twee verschillende types hechtingsstoornissen benoemd, het geremde type en het ongeremde type. Het geremde type wordt gekenmerkt door passief gedrag. Daarmee wordt bedoeld dat het kind niet of nauwelijks sociaal gedrag vertoont (het begint er niet mee en het reageert er niet op). Het is een kind dat ogenschijnlijk alles accepteert en extreem initiatiefloos is. Het voltooit uiteindelijk niet of maar heel moeizaam een opleiding. Het kind zal zich vaak eenzaam en depressief voelen. Het ongeremde type wordt gekenmerkt doordat het weinig onderscheid maakt tussen bekende en onbekende personen. Het is een kind dat agressief gedrag vertoont, zich gemakkelijk negatief laat beïnvloeden, en loopt een behoorlijke kans om op het slechte pad terecht te komen.



Handboek PDD-NOS Column: november 2007

Uiteindelijk is het belangrijkste kenmerk van een kind met een hechtingsstoornis een diepgewortelde angst om zich emotioneel te binden en zich toe te vertrouwen aan die mensen, die juist het belangrijkst voor hem zijn. Soms wordt die angst geuit als een kind voortdurend op een zeer dwingende manier de aandacht van zijn verzorger vraagt. Dit noemen we claimend gedrag. Veel vaker wordt die angst echter onderdrukt of gemaskeerd door agressief gedrag, verzet tegen autoriteit, afwijzing en boosheid jegens alles en iedereen.

Deze kinderen zijn verminderd gevoelig voor sancties of pogingen van ouders om het gedrag te corrigeren.

De ernst en duur van de aandoening is wel afhankelijk van een aantal factoren, maar over het algemeen treedt een sterke verbetering of zelfs genezing op als het kind in een veilige en verzorgende omgeving wordt ondergebracht. Met andere woorden: een kind knapt op in een gestructureerde omgeving.

In de beschrijving van deze stoornis in de DSM-IV wordt echter duidelijk vermeld dat er behoorlijke overeenkomsten bestaan tussen een reactieve hechtingsstoornis en andere ontwikkelingsstoornissen, zoals PDD-NOS en ADHD. Bij PDD-NOS zal de hechting eveneens niet plaatsvinden of juist zeer afwijkend van de norm zijn. Hier wordt dus het geremde type hechtingsstoornis vergeleken met PDD-NOS. Het ongeremde type hechtingsstoornis wordt vervolgens vergeleken met het impulsieve en hyperactieve gedrag van kinderen met ADHD.

Hier is dus duidelijk iets aan de hand. Jij, als liefhebbende ouder, weet zeker dat jij je kind niet hebt mishandeld of verwaarloosd en toch heeft de arts heeft toch gemeend om het etiket 'hechtingsstoornis' op het voorhoofd van je kind te plakken. Een ontwikkelingsstoornis, zoals PDD-NOS of ADHD, wordt pas op een wat latere leeftijd dan een hechtingsstoornis daadwerkelijk gediagnosticeerd. Tot dat moment zie jij de afzonderlijke symptomen van zo'n ontwikkelingsstoornis langzaam verschijnen. PDD-NOS en ADHD hebben allebei ook problemen met de emotionele hechting.

Zou die hechtingsstoornis misschien niet een eerste symptoom of signaal kunnen zijn voor een pas later aan het licht komende ontwikkelingsstoornis als PDD-NOS of ADHD? Laat je dus nooit een schuldgevoel door een huisarts aanpraten wanneer je zeker weet dat je van je kind houdt en steeds enorm je best hebt gedaan.