Jaargang 5
Nummer 9 - september 2007
Ruerdsje Halbertsma - ambulant begeleider

Beginnende geletterdheid: aanbod voor alle kleuters - Deel 1

Beginnende geletterdheid
Geletterdheid is van belang om te kunnen functioneren in onze samenleving. De basisschool heeft als taak kinderen geletterd te maken (Kerndoelen Basisonderwijs).
Verhoeven en Aarnoutse maken onderscheid tussen drie fasen van geletterdheid: ontluikende geletterdheid (voorschoolse periode), beginnende geletterdheid (groep 1 t/m 3) en gevorderde geletterdheid (groep 4 t/m 8). Ontluikende geletterdheid (voorschoolse periode) is de fase waarin kinderen de basisprincipes van een taal leren. Kinderen leren mondeling communiceren, spreken en luisteren.
Vervolgens leren kinderen in de fase van beginnende geletterdheid (groep 1 t/m 3) de basisprincipes van lezen en schrijven. Ze krijgen in deze fase steeds meer belangstelling voor geschreven taal. Ze leren dat er een relatie is tussen gesproken en geschreven taal.
In de fase van gevorderde geletterdheid (groep 4 t/m 8), die daarop volgt, leren kinderen zo snel mogelijk woorden te herkennen. Ze leren de betekenis van verschillende soorten teksten te begrijpen, door bepaalde activiteiten of strategieën uit te voeren. Kinderen krijgen steeds meer controle over hun eigen leesgedrag. Daarnaast leren ze ervaringen en informatie op te schrijven en schriftelijk met anderen te communiceren.
Om de overgang te maken van de fase van beginnende geletterdheid naar de fase van gevorderde geletterdheid is het essentieel dat zij de fase van beginnende geletterdheid doorlopen hebben. Dit artikel richt zich op het aanbod met betrekking tot beginnende geletterdheid in de kleutergroepen. Gericht aanbod in de kleutergroepen legt de basis voor de start van het leesonderwijs in groep 3.

Aanbod beginnende geletterdheid
Het aanbod dat gericht is gericht op de ontwikkeling van beginnende geletterdheid moet afgestemd worden op de ontwikkeling van kleuters ten aanzien van geletterdheid. Het 'Protocol leesproblemen en dyslexie' heeft tussendoelen geformuleerd om de ontwikkeling die kleuters doormaken met betrekking tot geletterdheid in beeld te brengen.

In het Protocol zijn zeven tussendoelen geformuleerd: boekoriëntatie, verhaalbegrip, functies van geschreven taal, relatie tussen gesproken en geschreven taal, taalbewustzijn, alfabetisch principe, en functioneel schrijven en lezen.

Voor preventie van lees- en spellingproblemen is het van belang dat het aanbod voor de totale groep aansluit bij de 'Tussendoelen beginnende geletterdheid'. Om het aanbod te optimaliseren wordt in het 'Protocol leesproblemen en dyslexie' verwezen naar een serie boeken over geletterdheid. Deze boeken geven de leerkracht informatie en concrete voorbeelden om de kleuters voor te bereiden op het leren lezen en schrijven. Activiteiten rond beginnende geletterdheid worden altijd aangeboden worden in een betekenisvolle context en hebben als doel de ontwikkeling te stimuleren.

Determinanten voor woordherkenning
Identificatie van woorden is vooral in het begin een traag lopend proces. Als woorden vaker worden gezien gaat het leesproces meer automatisch verlopen. Dit automatiseringsproces is heel belangrijk voor de ontwikkeling van begrijpend lezen: Het ontlast het werkgeheugen en geeft ruimte aan begrijpend lezen.

Het gebrekkig functioneren van vaardigheden die een nauwe samenhang vertonen met woordherkenning kan wijzen op problemen bij het leren lezen in de toekomst. Screening helpt potentieel zwakke lezers op te sporen en gerichte interventies te plegen aan het eind van de kleuterperiode. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat slechts een beperkt aantal vaardigheden in de kleuterperiode samenhang vertoont met woordherkenning en daardoor een voorspellende waarde heeft.



Handboek PDD-NOS Column: september 2007

Aarnoutse bespreekt mogelijke voorspellers. Geconcludeerd wordt dat het fonologisch bewustzijn, letterkennis en benoemsnelheid ingezet kunnen worden als determinanten (voorspellers) voor woordherkenning.

Fonologisch bewustzijn
Onder fonologisch bewustzijn verstaan we het bewustzijn dat woorden bestaan uit fonemen (klanken) en klankeenheden (bijv. klankgroepen en rijmwoorden). Het fonologisch bewustzijn kan op verschillende manieren en met verschillende taken worden gemeten.
Vaak worden de volgende taken onderscheiden:
- Klankgroepen
- Rijmen
- Isolatie van fonemen
- Categorisatie van fonemen
- Synthese
- Analyse
- Deletie of suppletie van fonemen
- Volgorde van fonemen veranderen
Uit theorie en onderzoek blijkt het fonologisch bewustzijn een belangrijke component in het leren lezen. Een zwak fonologisch bewustzijn is één van de belangrijkste oorzaken van leesproblemen en dyslexie.
Het fonologisch bewustzijn, dat kleuters ontwikkelen in de kleutergroepen is van belang voor de alfabetische fase, dat wil zeggen, de eerste 5 maanden van het leesonderwijs. De alfabetische fase is de fase waarin kinderen leren de schriftcode om te zetten in klankcode.

Letterkennis
Onderzoeken tonen aan dat letterkennis van kleuters een goede voorspeller is van leren lezen. Aarnoutse geeft aan dat nog niet duidelijk is wat letterkennis precies inhoudt, welke onderliggende bekwaamheden, kennis of ervaring van kinderen eraan ten grondslag liggen.

Benoemsnelheid
Benoemsnelheid verwijst naar de snelheid waarmee fonologische informatie in het lange termijn geheugen, snelheid waarmee informatie uit het mentale lexicon wordt opgehaald (ophalen van fonologische informatie uit het lange termijn geheugen). Als kinderen lezen moeten fonologische codes die geassocieerd zijn met letters, woorddelen en hele woorden snel en efficiënt opgehaald worden.
Uit onderzoek van o.a. Eleveld bleek dat benoemsnelheid een goede voorspeller is voor het snel herkennen van woorden in groep 3. Kirby, Parilla en Pfeiffer concludeerden dat benoemsnelheid vooral van belang is in de orthografische fase van het leren lezen. De orthografische fase is de fase waarin letters in grotere groepen of clusters worden verwerkt en regelmatige en onregelmatige spellingpatronen worden onthouden.

Aarnoutse geeft aan dat er minstens twee vaardigheden zijn waarvan de ontwikkeling in de kleutergroep nauwlettend gevolgd moet worden, namelijk fonologisch bewustzijn en benoemsnelheid. Wanneer de vaardigheden gevolgd worden, kan gekozen worden voor de aanpak van problemen, of er kan gekozen worden voor een meer preventieve aanpak.
Er kan gekozen worden kinderen met vertragingen of stagnaties in de ontwikkeling te helpen. Een ander mogelijkheid is om binnen de totale groep de nodige aandacht te besteden aan (verdere) ontwikkeling van deze vaardigheden. De laatste mogelijkheid is preventief en vermijdt selectie van risicoleerlingen.

Wordt vervolgd.