Meisjes met PDD-NOS, een 'milde' vorm van autisme, lopen veel minder de kans om herkend en gediagnosticeerd te worden
dan jongens met hetzelfde probleem. Althans, zo suggereren de uitkomsten van een recent bekend gemaakt onderzoek.
Wetenschappers onderzochten een groep van 493 jongens en 100 meisjes, die allemaal last hadden van ontwikkelingsstoornissen,
zoals autisme, PDD-NOS en ADHD. Tot hun eigen verrassing ontdekten ze dat de meisjes hele andere symptomen vertoonden
en bovendien minder signalen vertoonden van symptomen, die normaal bij autisme worden aangetroffen. Zo kwam bijvoorbeeld
bij meisjes het zogenaamde 'handflappen' veel minder voor.
De onderzoekers, die hun uitkomsten probeerden te verklaren, meenden dat dit kon betekenen dat veel gevallen van autisme
en PDD-NOS bij meisjes over het hoofd worden gezien. Op dit moment wordt gedacht dat autisme vier maal vaker voorkomt bij
jongens dan bij meisjes, maar deze nieuwste studie lijkt er op te wijzen dat dit toch niet het geval lijkt te zijn. Het
is iets wat ik al veel langer heb betoogd: als ontwikkelingsstoornissen voor het allergrootste deel erfelijk zijn dan
is het zeer aannemelijk dat het bij zoveel jongens als meisjes evenveel voorkomt. Een mogelijke verklaring voor een
'onderdiagnosticeren' kan zijn dat meisjes andere hormoonspiegels hebben. Daardoor reageren meisjes vaak ook anders op
hun problemen. Jongens zullen agressiever reageren en zullen hun 'omgeving straffen' als hen iets dwars zit. Meisjes
zullen zich onder dezelfde omstandigheden vaker in zichzelf terugtrekken en 'straffen' daarmee alleen zichzelf.
Alle kinderen, die onderwerp waren van bovengenoemd onderzoek, waren zogenaamd 'high-functioning'. Daarmee probeerde men
te zeggen dat ze niet de ernstige symptomen en signalen van het 'klassieke autisme' hadden en als gevolg daarvan
nauwelijks interactie zouden kunnen hebben met de onderzoekers. Het is een wat ingewikkelde manier om te zeggen dat
in dit onderzoek werd gedaan bij kinderen met PDD-NOS.
Uit het nog te publiceren onderzoek blijkt dat meisjes veel vaker obsessieve interesses vertoonden die om personen en
relaties draaiden. Jongens, daarentegen, hadden veel vaker obsessies die met objecten te maken hadden.
Maar wat verder bleek wat dat het obsessieve gedrag van meisjes veel vaker door ouders aanvaard werd dan dat van de
jongens. 'Klitten' aan je ouders werd als je een meisje was vaak goedgepraat als aandoenlijk en schattig aanhankelijk
of aanhalig gedrag en dat was zelden een reden om het aan artsen als symptoom te melden.
Handboek PDD-NOS Column: oktober 2008