Toen Leo Kanner in 1943 voor het eerst autisme beschreef werd gedacht dat het een ontstellend zeldzame aandoening
was. Niet meer dan één per 10.000 kinderen zou last hebben van het probleem. Tegenwoordig is het zo algemeen dat
sommige schattingen uitgaan van een voorkomen van één kind per 100 dat aan autisme of aan de 'mildere' vormen
PDD-NOS en Asperger's Syndroom zou kunnen leiden. Iedereen kent in zijn of haar directe omgeving wel iemand met
de diagnose autisme PDD-NOS of die diagnose eigenlijk zou moeten hebben. Er bestaan treurigstemmende statistieken,
die lijken aan te tonen dat deze stoornissen al decennialang aan een onstuitbare opmars bezig zijn. In de media
verschijnen met enige regelmaat berichten dat er daarom sprake moet zijn van een heuse epidemie en dat het einde
daarvan nog lang niet in zicht is.
Nu zijn statistieken per definitie al voor velerlei uitleg vatbaar en een gevleugelde uitspraak luidt daarom:
'
There are lies, damned lies and statistics'. Zonder dat je de achtergrond van de getallen weet zijn
statistieken volstrekt nutteloos.
Natuurlijk worden ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme en PDD-NOS, tegenwoordig veel vaker dan vroeger
gediagnosticeerd, maar dat betekent niet automatisch dat ook dat deze problemen vroeger niet bestonden. Het is
zeer goed mogelijk dat autisme en PDD-NOS vroeger net zo vaak voorkwamen als nu het geval is. Wat veranderd is
is dat het nu pas als zodanig herkend en benoemd wordt, terwijl een deel van de groei van de aantallen ook heel
goed kan worden verklaard doordat het probleem bij artsen, ouders en leraren veel bekender is geworden.
Volgens mij zijn de eisen, die de moderne samenleving aan kinderen stelt, niet een oorzaak van het vaker ontstaan
van autisme of PDD-NOS, maar het speelt wel degelijk een rol doordat de problemen sneller aan het licht komen
wanneer kinderen onder druk worden gezet.
In de medische wereld wordt bij de diagnose van alle bekende psychologische problemen gebruik gemaakt van de
criteria die beschreven staan in een handboek, het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, afgekort
tot DSM. Pas toen in 1980 de derde versie van dat handboek, de DSM-III, uitkwam, werd autisme daarin als mogelijke
diagnose voor het eerst opgenomen. Latere versies verbreedden de criteria ook nog eens een keer waardoor nog meer
kinderen in aanmerking kwamen voor het krijgen van de diagnose. PDD-NOS werd in 1987 een officiële diagnose met
het verschijnen van de gereviseerde derde versie, de DSM-III-R. Asperger's Syndroom, een vorm van PDD-NOS, die
gekarakteriseerd wordt door de afwezigheid van de communicatieve problemen, werd pas in 1994 voor het eerst in
de DSM-IV opgenomen. De schattingen lopen wat uiteen, maar algemeen wordt nu gedacht dat 50% tot 75% van de toename
van de gevallen te verklaren is als gevolg van de opname in de DSM van de 'mildere' diagnoses van PDD-NOS en
Asperger's Syndroom.
Handboek PDD-NOS Column: september 2008