Jaargang 7
Nummer 4 - april 2009
Carla Mol - moeder

Mijn zoon, die anders is

Op de tafel ligt een bord met hierop twee broodkorsten. Daarnaast staat een kopje nog half gevuld met thee. Of halfleeg, net hoe je het bekijkt. Het zijn de resten van het ontbijt van mijn jongste zoon. Met veel bombarie en een overvolle rugzak is hij de deur uit gegaan, op weg naar school.

Iedere ochtend is het weer strijd om hem op tijd uit bed te krijgen. Het begint om half acht. "Kom je eruit, het is tijd, ik ga je ontbijt maken, kom je dan?" Wat onduidelijk gekreun is zijn antwoord. Tien minuten later, onderaan de trap: "Kom je nu? Straks kom je weer te laat." Weer wat onduidelijke klanken, maar nog geen teken van uit bed komen. Geen daadwerkelijke actie. Tien voor acht: "Kom nou, straks ben je weer te laat." Zuchtend ga ik aan tafel zitten en neem een slok van mijn koffie. Dit iedere ochtend terugkerende ritueel gaat nog drie keer door, tot hij naar beneden komt, eerst alle tijd neemt om zijn haar in de gel te zetten, en zijn uiterlijk op onvolkomenheden te checken. Daarna heeft hij nog precies vijf minuten om zijn brood te eten, thee te drinken, jas aan te trekken rugzak op zijn rug te hijsen en naar school te fietsen. Mijn zoon van dertien, mijn oogappel, mijn trots en glorie sloopt me.

Als hij eindelijk, eindelijk de poort uitgefietst is, slaak ik een zucht van verlichting. Ik steek een sigaret op en drink, voor het eerst die ochtend, ontspannen mijn koffie. Daarvoor dronk ik ook koffie, maar heel voorzichtig. Mijn zoon kan namelijk niet tegen slikgeluiden, kuchjes, en het geluid van het lepeltje in het kopje als er geroerd wordt.

Vooral 's morgens kan hij weinig hebben. Dat vraagt van mij Jobsgeduld en Salomo's wijsheid. 's Middags hangt de vlag er iets anders bij, maar dan nog vergt het de nodige omzichtigheid en vindingrijkheid om erachter te komen hoe het op school gegaan is. "Heb je nog huiswerk? Wacht er niet te lang mee, kijk vast in je agenda wat je voor morgen hebt."

Maar nee, eerst moet er televisie gekeken worden, met vriendjes gechat, en allerlei andere zaken afgehandeld worden die in de ogen van een moeder onbelangrijk, maar voor hem van levensbelang zijn.



Handboek PDD-NOS Column: april 2009

Ik kijk naar hem zoals hij daar op de bank ligt, met een deken opgetrokken tot onder zijn kin. Totaal verloren in het t.v.-programma, alles om zich heen vergetend.

Zijn rugzak ligt midden in de kamer, zijn jas op een stoel gesmeten. Ik voel me een grote zeikerd als ik zeg: "Heb je je brood nog opgegeten?" Ik maak zijn rugzak open en daar ligt, half verscholen tussen een stapel boeken, een verfrommeld pakje brood. Niet dus.

De telefoon gaat, het is mevrouw x van de school waar mijn zoon dagelijks een aantal uren vertoeft. Het gaat niet goed met hem, ondanks alle begeleiding, ondanks de nooit tanende bemoeienissen van ons, zijn ouders, haalt hij slechte cijfers, misdraagt zich in de klas, komt bijna iedere dag te laat. En dat is onze schuld. Wij moeten hem meer achter de broek zitten, zorgen dat hij op tijd naar bed gaat, zorgen dat hij er op tijd uitkomt. Wij schieten tekort en al het zo doorgaat moet onze briljante zoon naar een andere school, een niveau lager, en daar hoort hij niet, daar is iedereen het mee eens. Met een bovengemiddelde intelligentie, een woordenschat waar menig volwassene een puntje aan kan zuigen, een brede belangstelling en het vermogen om zich in een korte tijd allerlei zaken eigen te maken hoort hij op een HAVO-VWO.

Ik kijk naar hem zoals hij daar op de bank ligt. Wat gaat er in dit kind om? Hoe goed ken je de mensen die je zo na zijn, waar je alles voor wil doen. Ik zou in zijn hoofd willen kruipen, hem bij de hand nemen en zeggen "Kijk dit en dat moet je doen, luister nou, doe het nou," maar hoe meer ik hem op de huid zit, des te meer hij zich terug lijkt te trekken. Ik pak mijn kopje en neem een slok koffie. Hij draait zich naar me om en zegt: "Hou op met dat geklok, ik word er helemaal gek van."

Wie wordt nou gek van wie, denk ik. Eén ding is zeker, ik ben stapelgek op mijn zoon, die anders is dan anderen, mijn zoon die PDD-NOS heeft.