Jaargang 7
Nummer 8 - augustus 2009
Jolijn van Harten - student journalistiek

Asociaal kind - Leven met PDD-NOS

Anne kijkt je niet aan als je met haar praat en loopt vaak straal langs je heen. Ze gaat haar eigen gang en begint te schreeuwen en huilen als iets niet naar haar zin gaat, of als ze een spin ziet. Ze is ongemotiveerd en maakt ongepaste en kwetsende grapjes. Anne is een vervelend, asociaal en onopgevoed meisje. Tenminste dat zou je vinden als je niet wist dat ze aan de aan autisme verwante contactstoornis PDD-NOS lijdt.

Anne stormt het huis in. Zonder iemand te groeten gaat ze naar boven en trekt ze snel haar paardrijdkleren aan. Terwijl ze beneden haar laarzen aantrekt roept ze naar haar moeder in de keuken: “Ik eet niet mee, hoor. Want ik moet paardrijden”. Nog voordat haar moeder iets terug kan zeggen is ze al naar buiten. “Als het aan haar ligt eet ze nooit mee. Ze bepaalt het liefst alles zelf en als iemand anders iets voor haar bepaalt, bijvoorbeeld dat ze mee moet eten, wordt ze vaak heel boos. Dan gaat ze schreeuwen en huilen en weigert ze gewoon mee te doen”, vertelt Anne’s moeder.

Vreemd gedrag
Toen Anne op haar vierde nog met maar een paar woorden sprak, was het voor haar ouders wel duidelijk: er is iets niet helemaal normaal bij haar. De vele testen die volgden mochten helaas niet baten. Door de structuur die ze thuis kreeg wist ze zich steeds weer goed aan te passen aan haar omgeving. En toch was ze heel anders dan de andere kinderen van haar leeftijd. Haar broer vertelt: “Anne had maar weinig vrienden en zat liever alleen op haar hurken bij haar fiets terwijl ze het wiel rondjes liet draaien”. Lachend voegt hij eraan toe: “Anne kan ook niet inschatten wanneer iemand een grapje maakt. Daar hebben mijn zus en ik vroeger wel misbruik van gemaakt. Ze kwam er dan pas na een paar dagen achter dat haar schoenen niet groeiden als je ze elke dag water geeft”.



Handboek PDD-NOS Column: 2009

VPas toen ze op haar twaalfde in de pubertijd begon te komen en er zowel op school als in haar lichaam heel veel ging veranderen, werd duidelijk hoe 'gestoord' Anne eigenlijk was. Alle veranderingen blokkeerden haar, waardoor haar sociale gedrag achteruit ging. Na weer een jaar van testen kreeg Anne’s vreemde gedrag eindelijk een naam: Pervasive Developmental Disorder -Not Otherwise Specified (PDD-NOS).

“Ik ben toch niet gek?”
Met het benoemen van het probleem is het probleem natuurlijk nog niet opgelost en dat gebeurt ook nooit. Want PDD-NOS is een stoornis waarmee je wordt geboren en dat nooit meer over gaat. Toch kon er met de vaststelling van deze stoornis professionele hulp ingeschakeld worden om zowel Anne als haar ouders te begeleiden bij het omgaan met PDD-NOS. Maar voordat ze haar kunnen helpen, moet Anne eerst wel accepteren dat ze ‘anders’ is en dat vindt ze heel moeilijk: “Ik ben toch niet gek? Ze doen daar alsof ik gehandicapt ben.”

Het liefst houdt Anne contact met mensen af en als het echt moet kijkt ze je niet aan in je ogen. Dat maakt dat veel mensen vinden dat ze niet sociaal overkomt. Ze begrijpen haar niet en Anne begrijpt hen niet, want ze doen zo vaak iets anders dan ze zeggen. Als ze blij kijken of lachen, zijn ze helemaal niet altijd blij. “Anne vindt het moeilijk om in te schatten wanneer een grapje niet leuk meer is”, vertelt haar zusje. “Toen Anne tien jaar was aten keer heel veel mensen bij ons mee. Tijdens het eten ging Anne ineens op haar stoel staan en heel raar doen. Natuurlijk moest iedereen lachen en sindsdien gaat ze heel vaak gek doen op haar stoel als er mensen mee eten. Ze snapt niet dat het niet grappig meer is als je vijftien bent.”