Jaargang 7
Nummer 12 - december 2009
Fred de Vries - auteur

Autisme, PDD-NOS en het 'koelkastmoedersyndroom'

Paul Eugen Bleuler (1857-1939) was een Zwitserse psychiater die het meest bekend is geworden vanwege zijn werk op het gebied 'van het begrip van geestelijke ziektebeelden. Daarnaast was hij ook degene die de term ‘schizofrenie’ (gespleten geest) verzon. In 1911 bedacht Bleuler dat het woord ‘autisme’ (autos betekent ‘zelf’) wel kon worden gebruikt voor een verschijnsel in het gedrag van enkele schizofrene patiënten die zichzelf extreem van de buitenwereld afsloten, niet spraken om te communiceren en bovendien zeer op zichzelf gericht waren. Met andere woorden: autisme werd in eerste instantie gezien als een subtype van schizofrenie.

Maar die verklaring was lang niet afdoende, omdat er nog teveel vragen overbleven. Er bestonden namelijk ook mensen met diezelfde symptomen, maar die duidelijk niet schizofreen waren. De Amerikaanse psychiater Leo Kanner (1894–1981) publiceerde in 1943 een nieuwe visie op het probleem. Hij beschreef elf kinderen met een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Daaronder waren beperkingen in sociale relaties, actief tegenwerken van veranderingen, goed geheugen, echolalie [het (onbewust) herhalen van een (eerder gehoorde) zin, zinsdeel of woord] op latere leeftijd, gehechtheid aan bepaalde stimuli (voornamelijk geluid), zeer zinnig over hun eten, beperkte spontane activiteiten. Kanner noemde deze kinderen in zijn publicatie autistisch of juister gezegd: infantiel autistisch. Kanner besloot dat deze aandoening in elk geval deels veroorzaakt werd door de moeder en haar gebrek aan warmte en ontvankelijkheid. Hij bestempelde deze moeders als ‘refrigerator mothers’ ofwel ‘koelkastmoeders’ – een stukje naamgeving dat al snel aansloeg in de literatuur en bij de populaire verbeelding. Moeders hadden er vanaf dat moment een nieuw potentieel stigma bij: als ze zich onvoldoende aan hun kinderen hechtten, konden ze autisme veroorzaken.

Toen betrad Bruno Bettelheim (1903-1990) het toneel, een getalenteerd schrijver met Oostenrijkse wortels en met de autoriteit van iemand die Dachau en Buchenwald had overleefd. Bettelheim was verbonden aan de Universiteit van Chicago en had daar de leiding over de Orthogenic School voor de behandeling van kinderen met een emotionele stoornis. Veel van de daar behandelde kinderen werden gediagnosticeerd als autistisch of schizofreen. Bettelsheim bracht beide in verband met slecht ouderschap. In zijn boek ‘The Empty Fortress: Infantile Autism and the Birth of the Self’ (1964) is de ‘koelkastmoeder’ zelfs verwant aan een bewaker in een concentratiekamp en het kind is haar gevangene. ‘Het verschil tussen de ellendige toestand van gevangenen in een concentratiekamp en de omstandigheden die leiden tot autisme en schizofrenie bij kinderen is, uiteraard, dat het kind nog nooit een kans heeft gehad om een persoonlijkheid te ontwikkelen.’ Hieruit zou men kunnen concluderen dat gevangenen zelfs nog beter af waren dan Bettelheims autistische kinderen met hun verkeerd gehechte moeders, en meer hoop hadden… De aandoening zelf, zoals Bettelheim die begreep, was dan een soort afweermechanisme of verdedigingsmechanisme tegen slecht ouderschap.



Handboek PDD-NOS Column: december 2009

Natuurlijk kwamen er al snel enige tegengeluiden, maar controversiële experimenten met apen door Harry Harlow (1905-1981) leken toch te bewijzen dat er enige waarheid in de theorie van ‘koelkastmoeders’ moest zitten: Als baby-aapjes van hun moeder gescheiden werden dan bleek dat verwaarlozing (deprivatie) ertoe leidde dat apen (en in het verlengde daarvan ook mensen) geen veilige band konden vormen met anderen of met hun eigen nakomelingen. Apen werden gek van de verwaarlozing en ze leken op de autistische kinderen van Bettelheim. In een artikel, gepubliceerd in het ‘Journal of Autism and Childhood Schizophrenia’ (1971), vergeleek Harlow zijn gekwelde apenjongen met autistische mensenbaby’s. Beide gaven volgens hem blijk van ‘uitgesproken sociale vervreemding’. Ze trokken zich terug in een hoekje om ‘sociaal contact te mijden’ en om alle uitwendige prikkels uit te sluiten. Verstoken van moederliefde was het geïsoleerde aapje een spiegelbeeld van het autistische kind.

Het lijdt natuurlijk weinig twijfel dat kinderen, die voortdurend slecht behandeld worden en ernstig verwaarloosd zijn, later behoorlijk grote emotionele en mentale stoornissen kunnen ontwikkelen. Maar dat autistische kinderen worden voortgebracht door ‘koelkastmoeders’ wordt nu echter in de psychologie algemeen betwijfeld en duidelijk is dat het ontstaan van autisme en PDD-NOS in het allergrootste deel van de gevallen een erfelijk bepaalde ontwikkelingsstoornis is.

En zelfs Bettelheim moest uiteindelijk toegeven dat hij het helemaal bij het verkeerde eind had gehad toen hij moeders van autistische kinderen tot ‘koelkastmoeders’ bestempelde. In zijn boek ‘A Good Enough Parent’, gepubliceerd in 1987, was hij tot het nieuwe inzicht gekomen dat ‘kinderen een behoorlijke geestelijke veerkracht hadden en dat de meeste ouders goed genoeg waren om kinderen een goede start in het leven te laten maken’. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, zo zullen we maar zeggen.

Veel meer wetenswaardige informatie over de geschiedenis van de psychologie kun je lezen in het geweldige boek van Lisa Appignanesi: Gek, slecht en droevig.

Bestel het boek hier:
Gek, slecht en droevig
Gek, slecht en droevig
Door: Lisa Appignanesi