Jaargang 8
Nummer 9 - september 2010
Fred de Vries - auteur

De virtuele wereld en verslavingen

Kan iemand verslaafd raken aan iets wat eigenlijk helemaal niet bestaat? Bestaat iets wel of niet als het alleen in de virtuele wereld als verzonnen personage voorkomt? Bestaat er een daadwerkelijk gevaar om lichamelijk en geestelijk verslaafd te raken aan games, spelletjes of cybersex die op je computer, spelcomputer of mobiele telefoon kunnen worden afgespeeld? Wat voor invloed en 'impact' heeft dit alles tegenwoordig op het leven van onze kinderen?

Het hele idee dat videospelletjes, multiplayer online games (MPOG) of zelfs Massively Multiplayer Online Role Playing Game (MMORPG) verslavend zouden kunnen zijn is vrij nieuw. Voor het jaar 2001 heeft eigenlijk niemand zich druk gemaakt over de mogelijke nadelige gevolgen van het langdurig spelen van dat soort games.

Gaming is tegenwoordig een miljardenindustrie en er wordt geschat dat de totale omzet in 2009 zo'n $ 33 miljard groot was en dan is het duidelijk dat het een financiele macht is waarmee je rekening dient te houden.

Het spelen van games lijkt een behoorlijk invloedrijke factor te zijn in het leven van de tegenwoordige teenagers. Meer dan 80% van hen bezit meer dan één gameconsole (Sony Playstation, Nintendo of Microsoft Xbox) en is daarnaast in staat om games op hun computer te spelen. In de meeste gevallen staat de hele handel bij het kind op de slaapkamer, waardoor de ouders vaak het zicht verliezen op hoe vaak en op welke momenten gespeeld wordt. Pas als de schoolprestaties dramatisch verslechteren wordt er vaak weinig daadkrachtig ingegrepen.

Dr. David Walsh van de American Medical Association (AMA) schat op basis van het beschikbare bewijsmateriaal dat wel 20% van kinderen en teenagers (veelal jongens) verslaafd zijn aan (een vorm van) gaming. Deze 'verslaafden' vertonen precies dezelfde klassieke symptomen van drugsverslaafden: afhankelijkheid (ze móeten iedere dag spelen), tolerantie (ongemerkt spelen ze steeds vaker en langer), ontwenningsverschijnselen (ze blijven de geestelijke neiging houden om te spelen als ze gestopt zijn) en stemmingstoornissen (ze hebben langdurig de pest in als ze verplicht zijn te stoppen). Het spelen heeft ook een meetbare component: bij verslaafde spelers worden door het brein grotere hoeveelheden van de neurotransmitters adrenaline en dopamine aangemaakt. Aan die grotere hoeveelheden raak je dus lichamelijk verslaafd, want die neurotransmitters passen in dezelfde receptor als cocaïne.

Maar het blijkt dat het niet alleen gaat om games. Vooral vrouwelijke hersenen lijken gestimuleerd te worden door langdurige gesprekken via hun mobiele telefoons en msn. Vroeger kletsten vrouwen tijdens hun gezellige visites, maar die gesprekken werden altijd gelimiteerd doordat de huishouding en het gezin wachtte. Nu iedereen een mobiele telefoon heeft en bovendien teveel vrije tijd, bellen sommige vrouwen bijna de hele dag en dat iedere dag.


Handboek PDD-NOS Column: sep 2010

Daarbij worden, net als bij het gamen van de jongens, bepaalde hersengebieden gestimuleerd. Die hersengebieden worden de 'pleasure centers' genoemd en daardoor heb je de neiging om iets steeds vaker en langer te doen. Precies dezelfde reactie als bij het eten van chocola of het roken van sigaretten.

Een onderzoeker merkte op dat 'het ooit zo was dat meiden hun vriendinnen opbelden omdat ze 'een gevoel te delen' hadden, maar nu bellen ze hun vriendinnen om 'een gevoel te krijgen'.

Maar het lijkt nog erger te zijn: een nieuw onderzoek van het Amerikaanse blad Cosmo Girl meldt dat 20% van de teenagers, voornamelijk de meiden, ofwel naaktfoto's ofwel halfnaaktfoto's van zichzelf hebben verstuurd (via hun mobiele telefoon) of online hebben gezet (via hyves, msn of facebook). Bovendien sturen 40% van deze teenagers seksueel suggestieve berichten via sms of e-mail. En het probleem wordt zelfs nog groter wanneer de jeugd 20 jaar en ouder wordt.

Veel van deze persoonlijk bedoelde foto's worden vervolgens doorgestuurd naar andere vrienden en vriendinnen. En komen uiteindelijk terecht bij completere vreemden of ze worden ergens op een website geplaatst waar iedereen ze kan zien. Dan is het écht niet leuk meer. Toch is zoiets toch tevoren te voorspellen en toch blijft de jeugd het doen.

Terug naar de verslavingskracht van de virtuele wereld. Het grootste probleem is toch wel de verslaving aan pornografie. Hoewel uiteraard de meesten van hen mannen zijn (70%) is toch 30% van de bezoekers vrouw. Die drang om seks online te zien begint soms al wanneer kinderen 12 jaar oud zijn. Metingen hebben uitgewezen dat de grootste groep bezoekers bestaat uit kinderen in de leeftijdscategorie van 12 tot 17 en juist die zijn erg vatbaar voor verkeerde opvattingen over seks en liefde.

Verslaving aan internetseks heeft zijn oorzaken ook in het brein. De Amerikaanse psychiater Dr. Jeffrey Santinover zei tijdens een hoorzitting in de Amerikaanse Senaat dat 'moderne wetenschap ons de onderliggende oorzaak van een verslaving aan internetporno beter leert begrijpen want deze is chemisch gezien bijna gelijk aan een heroïneverslaving.'

Ouders zijn zich vrijwel niet bewust van het feit dat deze problemen bestaan. Vijftien jaar geleden bestonden ze simpelweg niet eens en dus hebben daar zelf nimmer mee hoeven worstelen. Misschien moeten we het toezicht op onze kroost maar weer eens verbeteren en een limiet stellen aan hun internetgebruik en mobieltjesgebruik.

Dan hebben ze eindelijk weer eens genoeg tijd om hun huiswerk te maken.