Jaargang 9
Nummer 1 - januari 2011
Fred de Vries - auteur

Werking van methylfenidaat (Ritalin) lijkt op die van cocaïne

Onderzoekers, die betaald werden door het Amerikaanse National Institute on Drug Abuse (NIDA), hebben aangetoond dat het medicijn methylfenidaat (Ritalin), dat gewoonlijk wordt voorgeschreven om de gevolgen van attention-deficit hyperactivity disorder (ADHD) te behandelen, fysieke veranderingen kan veroorzaken in neuronen in de beloningsgebieden van muizenhersenen. In sommige gevallen overlappen deze effecten die van cocaïne. Kortom: methylfenidaat en cocaïne lijken dezelfde effecten te hebben in het brein.

Zowel methylfenidaat als cocaïne behoren tot een klasse van middelen, die bekend staan als psychostimulanten. Terwijl het gebruik van cocaïne verboden is en streng wordt aangepakt, wordt methylfenidaat als medicijn steeds vaker voorgeschreven.

"Tot nu toe suggereert wetenschappelijk onderzoek dat het voorgeschreven gebruik van methylfenidaat bij patiënten met ADHD niet het risico verhoogt dat deze patiënten later in hun leven verslaafd raken. Maar het niet medicinaal gebruik van methylfenidaat en andere medicijnen, die als stimulant werken, kan wel leiden tot een verslaving plus een hele serie andere gezondheidsproblemen," zo verklaarde de directeur van het NIDA, Dr. Nora Volkow. "Deze studie toont duidelijk aan dat we maar heel weinig weten over hoe methylfenidaat de structuur en de communicatie tussen hersencellen beïnvloedt."

De onderzoekers stelden een aantal muizen bloot aan tweewekelijkse injecties met cocaine of methylfenidaat. Daarna werden die delen van de hersenen (van de muizen, niet die van de onderzoekers) onderzocht die te maken hebben met beloning. Er werd gekeken naar veranderingen in de formatie van synapsen en de communicatie tussen zenuwcellen. Een synaps is de open ruimte tussen twee zenuwcellen in de hersenen waartussen verschillende neurotransmitters 'boodschappen' doorgeven van de ene zenuwcel naar de andere. Bovendien werd gekeken naar de expressie van een specifiek eiwit met de naam delta Fos B. Van dit eiwit wordt gedacht dat het te maken heeft met de lange termijneffecten van verslavende middelen. Zowel methylfenidaat als cocaïne beivloedden de formatie en communicatie tussen zenuwcellen en ook de expressie van delta Fos B, maar hun precieze patroon verschilde nogal. Beide stoffen beïnvloedden verschillende zenuwcellen op verschillende plaatsen van de hersenen. Er bestond soms een overlap tussen de effecten van beide middelen en in sommige gevallen bleek het effect van methylfenidaat zelfs groter dan die van cocaïne - bijvoorbeeld in de expressie van eiwit in bepaalde hersendelen.

"Van methylfenidaat wordt nog steeds gedacht dat het een tamelijk onschuldig middel is, maar het heeft wel degelijk structurele en biochemische effecten in sommige delen van de hersenen, die zelfs groter kunnen zijn dan de effecten van cocaïne," zo stelt onderzoeksleider Dr. Yong Kim. "Verder onderzoek is noodzakelijk om de implicaties te begrijpen op het gedrag van deze veranderingen," stelde Kim.




Handboek PDD-NOS Column: januari 2011

Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat kinderen, die behandeld worden met stimulerende middelen tegen hun ADHD, later in hun leven geen groter risico lopen op verslavingen.

Die reactie toont ook aan dat Dr. Kim geen idee heeft van ADHD zelf want zonder enige twijfel hebben mensen met ADHD een natuurlijke neiging tot verslavingsgedrag: alcohol en drugs dienen vaak als een vorm van zelfmedicatie om eindelijk eens een rustig moment hebben. Bovendien zullen mensen met ADHD veel vaker kiezen voor de voordelen op de korte termijn en de mogelijke nadelen op de langere termijn uit het oog verliezen.

Toch leveren uitkomsten van deze onderzoeken vragen op. Nog steeds verklaren de fabrikanten van stimulerende middelen, zoals methylfenidaat, dat het werkingsmechanisme onbekend is. Dat is beslist niet waar, maar de farmaceutische bedrijven proberen de beleidsmakers en gebruikers in het schermerduister te houden omdat wel degelijk bekend is wat het probleem met deze middelen is: het zijn stimulantia en directe familieleden van amfetamines. Van deze groep middelen is het werkingsprincipe bekend en zijn een aantal gezondheidsproblemen bekend. Dat was dan ook de reden om ze te verbieden en ze op te nemen in het strenge regime van de Opiumwet.

Amfetamines zijn allemaal pepmiddelen en dat wil zeggen dat ze het centrale zenuwstelsel stimuleren. Het innemen van amfetamines vermindert bij mensen zonder ADHD het gevoel van moeheid en eetlust, verhoogt de waakzaamheid en stelt de behoefte aan slaap uit. De gebruiker lijkt opgewekt. Subjectief wordt de stemmingsverandering ervaren als een toename van initiatief, concentratievermogen en zelfvertrouwen. De beweging en spraak zijn versneld. De vermeerderde prestatie houdt echter geen kwaliteitsverbetering in. De zelfkritiek is verminderd, waardoor het de gebruiker kan ontgaan, dat de kwaliteit van zijn prestaties afneemt. Het gebruik leidt al snel tot overactiviteit, impulsiviteit en een gebrekkig oordeel. Overigens is dat ook een typisch voorbeeld van lichte vergiftigingsverschijnselen. Bijwerkingen zijn verder: rusteloosheid, spreekdrang, prikkelbaarheid, slapeloosheid, duizeligheid en soms paniekreacties. Het vermindert ook de eetlust, daarom werd het vroeger tegen vetzucht voorgeschreven. Methamfetamine werkt ongeveer als amfetamine, maar heeft, vooral in hogere dosis, een sterkere bloeddrukverhogende werking, hoofdzakelijk het gevolg van stimulering van het hart. Dood door hartfalen is dus niet onwaarschijnlijk.

Sporters gebruiken methylfenidaat tegenwoordig als een legale vorm van doping. Ze 'regelen' een diagnose voor ADHD, waarna een recept voor methylfenidaat bij de apotheek kan worden ingeleverd. Doping op recept.

Wellicht is dat ook de reden dat we met enige regelmaat in de krant lezen dat opnieuw een veelbelovende jonge sporter op het voetbalveld plotseling en zonder enige aanwijsbare oorzaak is overleden of een jonge wielrenner op zijn hotelkamer aan een hartfalen is gestorven.