Jaargang 10
Nummer 2 - februari 2012
Fred de Vries - Auteur

De vroegste signalen voor autisme

Er was nog niet zo lang geleden al bekendgemaakt dat een laag geboortegewicht de kans op het krijgen van autisme of PDD-NOS verhoogt. Nu komen er resultaten van een wetenschappelijk onderzoek naar buiten waarin wordt gemeld dat het wellicht mogelijk is om autisme op een veel jongere leeftijd vast te stellen dan voorheen mogelijk werd geacht. Hoewel er nog steeds geen behandeling is die autisme kan genezen, kunnen een juiste opvoeding en een juiste training om gedragsaanpassingen aan te leren uiteindelijk toch redelijk goede resultaten opleveren. Hoe vroeger de diagnose autisme wordt gesteld, hoe eerder je kunt beginnen met het behandelen van het probleem.

Zoals bekend heeft een kind met autisme problemen op een drietal grote en gedifferentieerde gebieden; het communicatieve vlak, het sociale vlak en het hebben van de neiging om actief veranderingen tegen te werken (sameness). Het zijn vaak de ouders, die tussen het eerste en tweede levensjaarde eerste signalen herkennen dat er 'iets' met hun kind aan de hand is omdat het niet op de verwachte manier reageert op aanraking of oogcontact.

Een onderzoek, recent gepubliceerd in Current Biology, identificeerde veranderingen in de hersengolven van kinderen, die nog maar zes maanden oud waren. Het onderzoeksteam bekeek de allervroegste signalen voor autisme bij 104 kinderen in de leeftijd van zes en tien maanden. De helft van die kinderen behoorde tot een risicogroep omdat een ouder broertje of zusje al de diagnose autisme had gekregen. De andere helft had slechts een laag risico op het hebben van autisme.

Oudere kinderen met autisme kunnen een gebrek aan oogcontact vertonen en om die reden werden baby's foto's getoond van mensen, die of naar de baby keken of juist van de baby af. Om de hersenactiviteit te meten werden sensors op het hoofd van de baby's geplaatst.




Handboek PDD-NOS Column: februari 2012

De resultaten waren opmerkelijk te noemen. In de kinderen, die een laag risico hadden op het krijgen van autisme plus in de kinderen, die een hoog risico hadden, maar op latere leeftijd geen autisme zouden vertonen, bleek er een groot verschil te zijn in de hersengolven bij het zien van de verschillende types afbeeldingen. Er was echter een veel kleiner verschil te zien bij de kinderen met een hoog risico en die dus wel op latere leeftijd de kenmerken van autisme zouden gaan krijgen.

Natuurlijk is de voorspellende kwaliteit deze methode niet voor 100% zeker. Professor Johnson, die verbonden was aan het onderzoek, verklaarde dat er ook baby's tussen zaten, die waarschuwingssignalen vertoonden, maar die later geen autisme ontwikkelden. Omgekeerd waren er ook baby's, die juist wel autisme ontwikkelden, terwijl de hersengolven ze juist een in een categorie met een later risico zouden indelen. De test zou dus veel meer accuraat moeten worden voordat hij door medici gebruikt kan worden om autisme vast te stellen. Maar het is zeker een begin.

Medeonderzoeker Professor Tony Charman van het Engelse Centre for Research in Autism and Education meent dat "verschillen in het gebruik van het oog om sociale interactie te reguleren zijn al vanaf een jaar of twee bij veel kinderen met autisme een zeer bekende vroege indicator. Verder onderzoek is zeker noodzakelijk om vast te stellen of metingen van het functioneren van het brein, zoals in ons onderzoek is verricht, op een dag gebruikt kan worden om kinderen op een steeds vroeger tijdstip te kunnen identificeren."

Op zeer jonge leeftijd zijn subtiele veranderingen in de hersenen dus mogelijk al de voorlopers van de latere problemen, die kinderen met autisme kunnen krijgen op het sociale en communicatieve vlak.