Jaargang 11
Nummer 07 - juli 2013
Fred de Vries - schrijver

Autism Spectrum Disorder (ASD)

Een van de meest belangrijke veranderingen in de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) betreft de opname van de nieuwe diagnose van Autism Spectrum Disorder (ASD). De herziene diagnose vertegenwoordigt, volgens de American Psychiatric Association (APA), een nieuwe, nauwkeuriger en voor medische en wetenschappelijke doeleinden meer bruikbare manier van het diagnosticeren van mensen met een aan autisme verwante stoornis.

Met behulp van de DSM-IV konden patiënten worden gediagnosticeerd met een viertal afzonderlijke stoornissen: autisme, Asperger's Stoornis, Childhood Disintegrative Disorder (CDD) en voor het restant van de problemen als gevolg van een ontwikkelingsstoornis: PDD-NOS.

De onderzoekers meenden dat deze vier afzonderlijke diagnoses niet conseqient werden toegepast door de medische wereld. Iedereen die in het verleden een diagnose van een van die vier genoemde ontwikkelingsstoornissen heeft gekregen volgens de criteria van de DSM-IV, moet - in theorie - nog steeds voldoen aan de nieuwe criteria voor Autism Spectrum Disorder (ASD) in de DSM-5 of een andere, nog nauwkeuriger diagnose volgens deze DSM-5.

Met andere woorden: PDD-NOS bestaat officieel niet meer. Toch ben je niet plotseling genezen wanneerr je in het verleden een diagnose van PDD-NOS had gekregen, maar zou je moeten vallen binnen een nieuwe en veel bredere diagnose. Vaak zal dat Autism Spectrum Disorder (ASD) zijn, maar in sommige gevallen kan dat ook een andere diagnose betekenen.

Mensen met ASD hebben nog steeds problemen met de communicatie, zoals niet op de juiste manier kunnen reageren in conversaties, het niet snappen van non-verbale communicatie of het lastig vinden om vriendschappen op te bouwen. Daarbij komt nog dat deze mensen het vasthouden aan bepaalde routines heel belangrijk achten of intens gefocust zijn op bepaalde voorwerpen. Zoals gezegd: er is niets nieuws onder de zon. Bovendien horen de symptomen thuis op een continuüm, waarbij sommigen ernstige problemen hebben en anderen slechts milde die alleen in stressvolle situaties aan het licht komen. Het probleem ontstaat wanneer volstrekt normale kinderen in een stressvolle situatie worden beoordeeld want zelfs normale kinderen zullen in zo'n setting symptomen gaan vertonen die lijken op die van een milde vorm van ASD. Waar ligt de grens en wie bepaalt die?




Handboek PDD-NOS Column: juli 2013

Volgens de nieuwe DSM-5 criteria kunnen kinderen met ASD al vanaf het allereerste begin symptomen vertonen, zelfs als die pas later herkend worden. Deze veranderde criteria moeten een vroegere diagnose aanmoedigen, zodat vroeger met een eventuele behandeling begonnen kan worden. Iedereen schijnt tijdens het ontwikkelen van die ruime criteria echter vergeten te zijn dat de hersenen van kinderen voortdurend in ontwikkeling blijven en dat te vroege medicatie onherstelbare schade in het kinderbrein kan aanrichten.

Heeft dit alles enig praktische nut? Nee, want de medische wereld heeft bijzonder grote kritiek op de samenstellers van de nieuwe versie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Van veel stoornissen zijn de criteria opgerekt en voor andere problemen zijn kunstmatige nieuwe stoornissen verzonnen. Dat alles zal er ongetwijfeld toe leiden dat er - zeker in de Verenigde Staten - veel meer mensen aan de medicatie zullen gaan en die torenhoge winsten vloeien allemaal terug naar de farmaceutische industrie.

Het blijkt dan ook dat veel van de samenstellers van de nieuwe DSM-5 financiële banden hebben met die farmaceutische bedrijven en je weet: wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. Dat is een treurige vaststelling, zeker als je weet dat er belangrijke aanwijzingen zijn dat bepaalde medicatie die men tegen allerhande 'stoornissen' zal gaan slikken op de langere termijn kan leiden tot een vroege vorm van dementie of de ziekte van Alzheimer.

Als de voortekenen niet bedriegen heeft de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders misschien zijn eigen graf gegraven en zal het zijn autoriteit gaan verliezen. Dat is op zich geen slecht vooruitzicht omdat er dan tegelijkertijd een hernieuwde aandacht zal ontstaan voor het op de juiste manier opvoeden of coachen van problematisch gedrag van kinderen. Het opzoeken van grenzen en opstandig gedrag is in veel gevallen geen teken van een stoornis, maar hoort bij de normale ontwikkeling van de hersenen van een kind. Een kind mag dus in de toekomst weer gewoon kind zijn en zal bij afwijkend gedrag niet direct worden volgestopt met medicatie, die op de langere termijn schadelijk zal blijken te zijn.