Jaargang 12
Nummer 6 - juni 2014
Fred de Vries - auteur

Social (Pragmatic) Communication Disorder

Social (Pragmatic) Communication Disorder ofwel Sociale (Pragmatische) Communicatie Stoornis is een nieuw in de DSM-5 opgenomen stoornis.

Het is een stoornis bij kinderen die problemen hebben met de pragmatische aspecten van sociale communicatie, waaronder begrip, formulering en begrip van gesprekken, waardoor de idiomatische (eigenaardigheden van een taal) en niet-letterlijke taal verstoringen in verhalende teksten en conversatie ontstaan[1].

Deze stoornis is eigenlijk onverwacht, gezien de relatief intacte vaardigheden als woordenschat en zinsvorming van een kind. Onderzoek lijkt aan te tonen dat zulke kinderen wel sociaal onaangepast gedrag vertonen, maar niet (volledig) aan de criteria van autisme spectrum stoornis blijken te voldoen[2].

Daarom zijn de pragmatische problemen, die deze kinderen vertonen, een fundamenteel andere vorm van een taalstoornis. Kinderen met deze stoornis vertonen problemen in hun sociale communicatie, maar hebben niet de zich herhalende gedragingen of beperkte interesses, die horen bij een autisme spectrum stoornis.

Autisme spectrum stoornis moet daarom eerst uitgesloten worden, net zoals Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD), Social Anxiety Disorder en verstandelijke handicap (Intellectual Development Disorder). Pas dan kan de diagnose Social (Pragmatic) Communication Disorder eventueel gesteld worden.

[1] Bishop et al: Conversational responsiveness in specific language impairment: evidence of disproportionate pragmatic difficulties in a subset of children in Development and Psychopathology - 2000
[2] Bishop, Norbury: Exploring the borderlands of autistic disorder and specific language impairment: a study using standardised diagnostic instruments in Journal of Child Psychology and Psychiatry - 2002




Handboek PDD-NOS Column: juni 2014

Diagnostische criteria voor Social (Pragmatic) Communication Disorder

A. Aanhoudende problemen bij het sociale gebruik van verbale en non-verbale communicatie zoals blijkt uit alle van de volgende:
1. Tekorten in het gebruik van communicatie voor sociale doeleinden, zoals het begroeten en het delen van informatie, op een manier die niet geschikt is voor de sociale context.
2. Beperking van het vermogen om communicatie aan te passen aan de context of de noden van de luisteraar, zoals anders spreken in een klaslokaal dan op een speelplaats, anders spreken tegen een kind dan tegen een volwassene, en het vermijden van het gebruik van overdreven formele taal.
3. Problemen om de (ongeschreven) regels voor gesprekken en het vertellen van verhalen te volgen, zoals het om de beurt spreken tijdens een gesprek, herformuleren wanneer iets niet begrepen wordt, en begrijpen wanneer je verbale en nonverbale signalen dient te gebruiken om interactie te reguleren.
4. Problemen om te begrijpen wat niet expliciet genoemd wordt (bijvoorbeeld het maken van gevolgtrekkingen) en niet-letterlijke of dubbelzinnige betekenissen van taal (bijvoorbeeld uitdrukkingen, humor, metaforen, meerdere betekenissen die afhankelijk zijn van de context voor interpretatie).

B. De tekorten resulteren in functionele beperkingen van effectieve communicatie, maatschappelijke participatie en sociale relaties, schoolprestaties of beroepsmatige prestaties, individueel of in samenhang.

C. Het begin van de symptomen is in de vroege ontwikkelingsperiode (maar beperkingen kunnen niet volledig merkbaar worden nadat de eisen van sociale communicatie de beperkte capaciteit overschrijden).

D. De symptomen kunnen niet toegeschreven worden aan een andere medische of neurologische aandoening of aan te lage vaardigheden op het gebied van woordstructuur en grammatical, en kunnen niet beter verklaard worden door een autisme sprectrum stoornis, verstandelijke handicap (Intellectual Development Disorder), algehele vertraging in de ontwikkeling, of een andere psychische stoornis.