Jaargang 12
Nummer 9 - september 2014
Fred de Vries - auteur

Recensie boek: Beperkt in de keten

Een boekwerk vol wetenschappelijk getinte bijdragen, geschreven door professionals die zich bezighouden met de bestudering en behandeling van mensen met een lichte verstandelijke beperking, lijkt ook interessant voor politie-ambtenaren. Maar is dat het ook? Volgens de inleiding blijkt het boek geschreven te zijn voor professionals in de strafrechtsketen: politie, reclasseringswerkers, officieren van justitie, adviserende deskundigen (whatever that means), rechters, gevangenispersoneel, behandelaars en begeleiders. Dat men deze opsomming begint met het noemen van de politie lijkt me ook wel zo handig omdat de strafrechtsketen immers bij hen begint omdat de politie een verdachte van een strafbaar feit aanhoudt en verhoort.

De redactie verenigt in de bundel wetenschappelijke expertise met betrekking tot mensen met een licht verstandelijke beperking in de strafrechtsketen.

Omdanks alle mogelijke criteria verzucht de schrijver van het allereerste essay al dat alle genoemde kenmerken ten spijt, een licht verstandelijke beperking niet altijd eenvoudig voor een ieder te herkennen is en dat het lang kan duren, soms tot ver in de volwassenheid, voor de verstandelijke beperking wordt opgemerkt.

Het hele boek ademt een deskundigheid die is opgedaan vanuit een beschermde setting als een instelling of een wetenschapelijk onderzoek. Vrijwel nergens krijg ik de indruk dat de schrijvers enig besef of benul hebben dat een politieman of -vrouw in soms chaotische omstandigheden beslissingen dient te nemen die de hele strafrechtsketen zullen kunnen doorwerken.

In mijn decennialange carričre bij de politie ben ik slechts eenmaal een jongen tegengekomen waarvan de ouders meldden dat ik als verzachtende omstandigheid mee moest nemen dat hun zoon een zogenaamd MBD-kind (Minimal Brain Damage) was, een intusen in onbruik geraakte kijk op een probleem dat te vergelijken is met ADHD. Een tweede ervaring was een voetbalsupporter die zelf aangaf dat hij tot zijn daad kwam doordat hij vergeten was zijn dagelijkse portie Ritalin in te nemen voor ‘zijn’ ADHD.

Niemand zal uit eigener beweging willen aangeven dat hij of zij een een licht verstandelijke beperking heeft. De criteria hiervoor lijken echter eenvoudig te bepalen: een IQ van minder dan 85 wordt gezien als een probleem. Bij 86 wordt iemand dus als ‘normaal’ geclassificeerd. Maar bij nader inzien blijkt dat afkappunt toch wel iets minder eenvoudig dan gedacht. Een persoon met ADHD kan de aandacht niet langdurig op een taak houden en zal dus vrijwel altijd het tweede deel van een IQ-test slechter maken dan het eerste deel. Is hij daarom iemand met een licht verstandelijke beperking? Of iemand die zijn IQ-test slecht heeft afgemaakt?




Handboek PDD-NOS Column: juli 2014

Voorts zijn mensen met een een licht verstandelijke beperking eenvoudig te beďnvloeden door hun omgeving en een toevlucht tot middelen- of alcoholgebruik is dan een kleine stap. In het zich nog ontwikkelende jonge brein kunnen daardoor blijvende beschadigen ontstaan. Is zo iemand dan een jeugdige met een een licht verstandelijke beperking, iemand met ADHD of iemand met verslavingsgedrag?

Voor het horen van een verdachte is het voor een politie-ambtenaar vrijwel ondoenlijk om een inschatting te maken of die verdachte extra zorg en aandacht nodig heeft. Ieder verhoor dient immers so-wie-so met de grootst mogelijke zorgvuldigheid plaats te vinden met respect voor de geestesgesteldheid van een verdachte.

In het deelhoofstuk ‘Valkuilen bij het verhoren van mensen met een een licht verstandelijke beperking’ lijken de schrijvers in hun eigen valkuil te vallen door te melden dat bij het horen van mensen met een een licht verstandelijke beperking (die de politie dus niet direct zal kunnen herkennen) dezelfde algemene problemen kunnen voordoen die zich bij ieder getuigen- of verdachte verhoor voordoen. De doelgroep, zo schrijven zij, is zeer divers en misverstanden en miscommunicatie komen misschien wat vaker voor. De schrijvers hebben zeker nog nooit een verdachte gehoord die kampte met de naweeën van alcohol- of drugsgebruik.

De conclusie, die na het lezen van dit interessante boekwerk, getrokken moet worden is dat de politie wellicht orginasitorisch aan het begin van de strafrechtsketen staat, maar dat het ondoenlijk is voor een individuele collega om extra rekening te houden met verdachten met een een licht verstandelijke beperking.

Deze recensie is ook verschenen in het septembernummer van ‘het Tijdschrift voor de Politie’.

Het boek kan hier gekocht worden: