Jaargang 14
Nummer 5 - mei 2016
Fred de Vries - schrijver

Autisme en Maag-darmproblemen

Onderzoekers hebben aanwijzingen in muizen ontdekt dat maag-darmproblemen bij kinderen met autisme dezelfde genetische oorsprong kan hebben als de meer in het oog springende symptomen van autisme[1].

Kinderen met autisme hebben tot vier maal toe vaker last van maag- en darmproblemen dan andere kinderen. Deze maag- en darmproblemen worden vaak geweten aan de neiging van deze kinderen om hun dieet te beperken tot een paar voedingsmiddelen waar ze gek op zijn, Maar recent onderzoek lijkt iets anders aan te tonen.

“Maag- en darmproblemen waren al herkend als een gemeenschappelijk patroon bij kinderen met autisme vanaf het moment dat de stoornis in de jaren 40 van de vorige eeuw voor het eerst werd beschreven, maar er bestond geen indicatie dat beide problemen een verband m et elkaar hadden," zegt Dr. Kara Gross Margolis, professor aan de Universiteit van Columbia (USA).

Recent onderzoek toonde aan dat sommige gevallen van autisme in verband stonden met genetische mutaties die de activiteit van de neurotransmitter serotonine belemmerden. Serotonine is een chemisch stofje dat in de hersenen signalen van de ene neuron naar de andere overbrengt[2].

De hersenen bevatten echter maar vijf procent van de hoeveelheid serotonine in het lichaam en de grootste hoeveelheid is aan het werk in het maag-darmstelsel. Genetische mutaties, die de activiteit van serotonine beïnvloeden, hebben dus een directe invloed op zowel de hersenen als het maag-darmstelsel.

“Omdat serotonine een belangrijke rol speelt in zowel het maag-darmstelsel als het brein, wilden we wel eens zien of er een direct verband was tussen die genen en de ontwikkeling en functie van het maag-darmstelsel,” zegt Dr. Margolis, die het onderzoek samen met professor Michael Gershon uitvoerde.

De onderzoekers bestudeerden de ontwikkeling van het maag-darmstelsel in speciaal gekweekte muizen, die een mutatie met zich meedroegen, die ook bij mensen met autisme wordt aangetroffen. De mutatie vermindert de activieit van serotonine door de activiteit te verhogen van de serotonin reuptake transporter (SERT). Die 'trekt' de serotonine terug in de neuron nadat hij is afgegeven voor neurotransmissie. Dus: voordat de neurotransmitter zijn signaal kan afgeven wordt hij alweer 'teruggeroepen' door de neuron die hem zojuist had afgescheiden.

Al eerder hadden onderzoekers aangetoond dat muizen met deze SERT-mutatie gedrag vertoonden dat opvallend veel leken op die welke bij kinderen met autisme gezien werd. De muizen waren met name minder gevocaliseerd (maakten minder geluid), vertoonden zich herhalend gedrag en vermeden contact met andere muizen.

Margolis en Gershon ontdekten in dit nieuwe onderzoek dat de muizen minder neuronen in hun darmen hadden dan normaal het geval was. Bovendien bleek dat ze In dit nieuwe onderzoek een zwakke darmwand hadden en dat voedsel minder snel door de darm werd getransporteerd. De veranderingen waren aantoonbaar aanwezig in jonge muizen en de problemen bleven tot hun in volwassenheid bestaan.

"Simpel gezegd, de darm werkte langzamer en de muizen hadden last van verstopping (constipatie), een bekend probleem bij kinderen met autisme," verklaart Dr. Gershon. “Ons onderzoek is een van de eerste die de suggestie wekt dat de aspecten van maag-darmproblemen en de neurologische aspecten van autisme, in sommige gevallen, wel eens veroorzaakt kunnen worden door hetzelfde onderliggende probleem,” meent Dr. Margolis. "Dit geeft behoorlijke wetenschappelijke geloofwaardigheid aan het idee dat maag-darmproblemen een aangeboren kenmerk van autisme kan zijn, althans voor sommige patiënten.”




Handboek PDD-NOS Column: mei 2016

Tijdens het onderzoek werd ook ontdekt dat de problemen in het maag-darmstelsel, veroorzaakt door de SERT-mutatie, zelfs voorkomen konden worden, wanneer gedurende de zwangerschap de moedermuizen werden geïnjecteerd met prucalopride. Neurotonine is namelijk ook betrokken bij de ontwikkeling van zenuwcellen en het middel prucalopride bootst die activiteit na.

"We zien nu dat we de veranderingen – in het maag-darmstelsel van muizen met die SERT-mutatie – kunnen voorkomen, maar we moeten veel meer onderzoek om te bekijken of we die veranderingen kunnen genezen wanneer ze al aanwezig blijken te zijn,” zei Dr. Margolis.

Wat ook de oorzaak is van de problemen in het maag-darmstelsel, families en artsen zouden moeten begrijpen dat maag-darmproblemen vaak voorkomen bij kinderen met autisme. "Het probleem is dat deze kinderen hun problemen op verschillende manieren kunnen uiten,” zegt ze, “Vaak zijn ze verbaal heel zwak of hebben andere sensorische problemen, waardoor ze niet goed in staat zijn om aan te geven waar de pijn precies vandaan komt. Wanneer deze kinderen bij hun huisarts komen met gevoelens van onrust of maag-darmproblemen, dan is het aan te bevelen om toch ook een darmonderzoek te doen.”

Omdat een lage activiteit van serotonine zorgde voor een tekort aan neuronen in het maag-darmstelsel, trage doorvoer van voedsel en een onvoldoende 'onderhoud' van de slijmvliezen in het maag-darmstelsel, wilden de onderzoekers wel eens zien of een hoog niveau aan serotonine gedurende de ontwikkeling van de muizenbaby's zou leiden tot een verhoogde aanmaak van zenuwcellen, versnelde doorvoer van voedsel en een verbeterde aanmaak van slijmvliezen. De onderzoekers verhoogden de waarden van serotonine in de zich ontwikkelende muisjes door hun moeders een SSRI-antidepressivum (Prozac) toe te dienen. Deze SSRI's verhogen de niveaus van serotonine door de SERT (het terugnemen van serotonine) te belemmeren of zelfs het SERT-gen uit te schakelen.

Zoals verwacht hadden de babymuizen veranderingen in hun maag-darmstelsel die tegengesteld waren aan die welke in hun autistische broertjes werden aangetroffen. Terwijl de 'autistische' muizen te weinig neuronen in hun maag-darmstelsel hadden en langzaam werkende darmen, hadden hun SSRI-broertjes juist een teveel aan neuronen in hun maag-darmstelsel en te snel werkende darmen. Bovendien was de darmwand van de ene te dun, die van de andere juist weer te dik bleek te zijn.

Er bestaat maar één enkel onderzoek dat heeft gekeken naar maag-darmproblemen bij kinderen van moeders die tijdens hun zwangerschap anti-depressiva slikten. Uit dit onderzoek bleek dat zulke kinderen tien maal zo vaak maag-darmproblemen hadden dan kinderen in de reguliere populatie.

“We adviseren niemand om hun anti-depressiva niet in te nemen. Een depressie tijdens de zwangerschap is niet iets om mee te spotten en er zijn veel zaken die je met elkaar moet afwegen,” zegt Dr. Margolis. “Als artsen willen we mensen graag bewust maken van de mogelijke bijwerkingen van de medicijnen die ze slikken, zodat ze tot een beter afgewogen keuze kunnen komen.

[1] Margolis et al: Serotonin transporter variant drives preventable gastrointestinal abnormalities in development and function in Journal of Clinical Investigation – 2016
[2] Nackenoff et al: Essential Contributions of Serotonin Transporter Inhibition to the Acute and Chronic Actions of Fluoxetine and Citalopram in the SERT Met172 Mouse in Neuropsychopharmacy - 2015