Jaargang 15
Nummer 4 - april 2017
Fred de Vries - auteur

Autisme en Aripiprazol

Aripiprazol is een derde generatie atypisch antipsychoticum dat kan worden voorgeschreven bij – onder andere - het in de hand houden van agitatie en verstoord gedrag (bij schizofrenie of manie). Antipsychotica is echter in het verleden wel vaker voorgeschreven als een medische interventie voor de irritabiliteit als gevolg van aan autisme gerelateerde stoornissen.

Nu is aripiprazol een relatief nieuw medicijn, dat een uniek werkingsmechanisme heeft en dat dus op een andere manier werkt als andere antipsychotica. Het heeft namelijk een remmend effect of een behoorlijk groot aantal neurotransmitters.

Er zijn de laatste jaren een aantal kleinschalige onderzoeken uitgevoerd om te bekijken of dit middel een daadwerkelijk positief effect kan hebben op de behandeling van die irritabiliteit bij autisme. Natuurlijk is er altijd het gevaar dat onderzoekers de onderzoeksresultaten ietwat te positief inschatten of dat het aantal deelnemers van de studie te klein is om er harde conclusies aan te verbinden.

Gelukkig is er het Amerikaanse Cochrane Instituut die alle onderzoeken naast elkaar legt, daar met een scherpe blik objectief naar gaat kijken en er vervolgens een mening over formuleert. Hun onderzoek betreffende aripiprazol keek specifiek naar de werkzaamheid van het medicijn en de veiligheid voor de gebruikers[1].

Er bleken een drietal onderzoeken met aripiprazol te zijn uitgevoerd. Aan deze drie onderzoeken deden kinderen en jongvolwassenen deel (en dus geen volwassenen). Men schatte het niveau van de onderzoeken als gemiddeld in (en dus niet perfect).




Handboek PDD-NOS Column: april 2017

Een meta-analyse van de gegevens toonde aan dat er een behoorlijk grote gemiddelde verbetering op de zogenaamde Aberrant Behavior Checklist (ABC) werd waargenomen.

Eén onderzoek dat bekeek of het medicijn langdurig werkzaam was ontdekte dat na verloop van tijd ongeveer 35% van de kinderen een terugval van hun symptomen had (tegen 52% van de kinderen met een placebo).

De onderzoekers concluderen dat aripiprazol op de korte termijn een effectief middel kan zijn. Dat geeft ouders mogelijk de tijd om een andere interventie te proberen. Gedurende die korte termijn vertoonden de kinderen minder irritabiliteit en hyperactiviteit. Bovendien vertoonden ze minder stereotiep gedrag (de zich herhalende doelloze activiteiten). Er werden echter behoorlijke bijwerkingen waargenomen, zoals gewichtstoename, slapeloosheid, rusteloosheid, angst, sufheid, kwijlen en trillingen.

Ook is het een probleem dat intussen de diagnostische criteria van autisme en ADHD behoorlijk zijn aangepast in de laatste versie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de vijfde editie (DSM-5) uit 2013. De diagnose PDD-NOS is zelfs helemaal uit het steeds minder gezaghebbende boekwerk verdwenen.

[1] Hirsch, Pringsheim: Aripiprazole for autism spectrum disorders (ASD) in Cochrane database of systematic reviews – 2016