Wanneer je met je geestelijke problemen bij een deskundige, zoals een psycholoog of een psychiater, terecht komt, dan zal hij of zij direct naar
diens 'Bijbel' grijpen. Het standaardwerk van dat vakgebied is namelijk de 'Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders', kortweg de DSM.
Daarin staan alle geaccepteerde mentale problemen in vermeld en de diagnostische criteria die daarbij horen.
Denk nu niet dat het gebruik van de DSM zaligmakend is. De Amerikaanse vakvereniging American Psychiatric Association (APA) stelde in 1952 de
eerste versie pas samen na enige druk van de ziektekostenverzekeraars. Het oorspronkelijke doel van het boekwerk was namelijk slechts om statische gegevens
te kunnen registreren (hoeveel mensen hebben een bepaalde stoornis) en om die ziektekostenverzekeraars een vast omschreven serie diagnoses te kunnen aanleveren.
Die ziektekostenverzekeraars konden dan beslissen welke behandeling het meest kosteneffectief zou zijn en alleen die zouden ze vervolgens gaan vergoeden.
Dat is ook direct de reden waarom individuen, die de diagnose ADHD kregen, in een nog niet zo ver verleden direct medicijnen kregen voorgeschreven.
Methylfenidaat (Ritalin en diens broertjes) zijn namelijk heel wat goedkoper dan een dure therapie of langdurige coachingstrajecten. Diezelfde beslissing
werd ietwat gemakzuchtig genomen bij depressies. Antidepressiva zijn veel goedkoper dan welk behandelingstraject dan ook.
De DSM meldt dat een diagnose voor een depressie gesteld kan worden indien er sprake is van minimaal vijf van een hele serie criteria, die bij nader
inzien wel heel erg vaag blijken te zijn. Eigenlijk vertellen ze in steeds andere bewoordingen dat je nergens zin in hebt. Wat is bijvoorbeeld het
verschil tussen de (ingekorte) criteria [a] een sombere stemming en [b] Verminderd(e) interesse of plezier? Of tussen [c] Teveel of te weinig slapen
en [d] Vermoeidheid of verlies van energie? Geen wonder dat de diagnose van depressie wel erg eenvoudig gesteld kan worden als je 'ja' moet antwoorden
op steeds hetzelfde symptoom, maar steeds iets anders verwoord.
De criteria voor een depressie lijken ook nog eens bijna willekeurig bijeengesprokkeld te zijn. Maar je wordt op basis van deze criteria wel degelijk
een behandeltraject ingestuurd en vaak krijg je langdurig antidepressiva voorgeschreven. Dat is immers de meest kosteneffectieve behandeling.
Het grote probleem van antidepressiva is echter dat de effectiviteit daarvan nauwelijks is vastgesteld. Er wordt vaak wat gemompeld over neurotransmitters
waarvan er soms teveel en soms te weinig van aanwezig zijn in een depressief brein. De antidepressiva zouden het probleem dan kunnen oplossen door die
tekorten of overdaad te stimuleren of juist te remmen.
Handboek PDD-NOS Column: september 2020
Het probleem is echter ongrijpbaar, want we zouden het ook kunnen omdraaien: zou het niet aannemelijker zijn om te veronderstellen dat een tekort aan
bepaalde neurotransmitters wellicht ook te maken kan hebben met een steeds toenemende vorm van desinteresse van een individu die last heeft van een depressieve stoornis?
Want als je depressief wordt of bent dan maak je je eigen wereld steeds kleiner. Je sluit je af voor je omgeving, stoot zelfs je naasten af en het voelt
alsof je in een donker hoekje van een rustige kamer wilt gaan zitten. Wat je hiermee eigenlijk onbewust probeert te doen is het verminderen van prikkels.
Maar minder prikkels betekent direct ook minder aanmaak van bepaalde neurotransmitters, waaronder epinefrine (adrenaline), norepinefrine (noradrenaline) en
dopamine. Deze hebben een dubbelfunctie en zijn tegelijkertijd hormonen die welke te maken hebben met de
flight or fight-reactie.
Een depressie wordt altijd voorafgegaan door een zogenaamde manische periode. Dat is een periode van oplopende stress, waarbij je steeds meer energie
moet inzetten om hetzelfde resultaat te bereiken. Je lichaam raakt ongemerkt in die toestand van die
flight or fight. Die voortdurende stress is zeer
ongezond voor je lichaam en kan leiden tot hartkloppingen of zelfs erger. Dit hou je natuurlijk niet onbeperkt vol en het breekt je uiteindelijk op
en dat moment noemt men de burn-out. Daarna volgt de depressieve periode.
Stel dat een depressie inderdaad zorgt voor het onbewust verminderen van alle prikkels, dan is dat een onbewuste poging van de hersenen om zichzelf te
beschermen of zelfs genezen. Maar dat verminderen van prikkels heeft ook andere, nog onbegrepen gevolgen: je hersenen weigeren om nog vrolijke kleuren te zien. Je leven
wordt letterlijk grijs. Ook dat is een vorm van zelfbescherming. Kleuren zijn immers ook prikkels. Vaak zie je dan ook dat de kledingkeuze verandert
van kleurrijk tot vele tinten grijs, al weet ik niet of er 50 tinten grijs bestaan.
Wetenschappelijk onderzoek heeft intussen uitgewezen dat een depressie inderdaad kan leiden tot sensorische veranderingen[1][2]. Bovendien: hoe
depressiever je je voelt, hoe minder kleuren je blijkt te kunnen zien[3].
Een depressie verandert dus letterlijk de manier waarop iemand de wereld bekijkt.
[1] Fitzgerald: Gray colored glasses: is major depression partially a sensory perceptual disorder? In Journal of Affective Disorders : 2013
[2] Barrick et al: Color sensitivity and mood disorders: biology or metaphor? In Journal of Affective Disorders : 2002
[3] Bubl et al: Seeing gray when feeling blue? Depression can be measured in the eye of the diseased in Biological Psychiatry : 2010