Kinderen, die borstvoeding krijgen, hebben minder kans op het ontwikkelen van neurologische problemen, aldus nieuw wetenschappelijk onderzoek[1].
Onderzoekers bekeken de gegevens van 570,532 kinderen, waarvan ongeveer de helft ten minste zes maanden borstvoeding had gekregen.
Ze ontdekten dat, kinderen die gedurende die periode van zes maanden alleen borstvoeding hadden gekregen, 28 procent minder kans hadden om later gediagnosticeerd te worden met een ontwikkelingsstoornis, zoals autisme of ADHD. Deze kinderen hadden ook 18 procent minder kans op het hebben van vertragingen in de ontwikkeling van taal en ze bereikten hun sociale mijlpalen ook eerder dan kinderen die geen borstvoeding hadden gekregen.
Aanvullende gegevens toonden aan dat baby's, die borstvoeding kregen, een 17 procent lager risico hadden op een mijlpaalvertraging bij glimlachen, visueel volgen (van objecten) en kalmeren (na een huilbui), en een 12 procent lagere kans op een motorische mijlpaalvertraging, waaronder rollen, kruipen en hoofd optillen.
Kinderen, die deels borstvoeding hadden gekregen (vermoedelijk aangevuld met babyvoeding) hadden 14 procent minder kans op vertragingen in hun ontwikkeling.
Het verminderde risico bleef zelfs bestaan bij broers en zussen, die waarschijnlijk vergelijkbare genetische risico's zouden hebben als ze dezelfde ouders hadden. Degenen die minstens zes maanden borstvoeding kregen, hadden negen procent minder kans op mijlpaalvertragingen.
Ze hadden ook 27 procent minder kans om de diagnose neurologische ontwikkelingsstoornissen te krijgen in vergelijking met hun broer of zus die minder dan zes maanden of helemaal geen borstvoeding kreeg.
Hoewel de voordelen van borstvoeding pas na zes maanden merkbaar waren, stagneerden deze na tien tot twaalf maanden.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beveelt borstvoeding aan gedurende de eerste zes maanden van het leven van een baby, gevolgd door een combinatie van borstvoeding en de introductie van gezonde voeding gedurende maximaal twee jaar.
Handboek PDD-NOS Column: april 2025
Talrijke studies en onderzoeken hebben aangetoond dat borstvoeding enorme gezondheidsvoordelen heeft voor baby's en moeders, waaronder het versterken van het immuunsysteem.
Voordelen bij zuigelingen zijn onder meer een vermindering van het risico op astma, wiegendood, coeliakie, leukemie, obesitas, diabetes en orgaanschade.
Borstvoeding kan ook op latere leeftijd het risico op hoge bloeddruk, diabetes en borst-, eierstok- en baarmoederkanker bij moeders verminderen.
De onderzoekers meldden wel dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar het verband tussen neurologische ontwikkeling en borstvoeding. Eerdere studies, die naar deze relatie keken, ontwaarden slechts een beperkt effect.
De baby's werden geboren na 35 weken zwangerschap tussen januari 2014 en december, het team heeft geen theorie ontwikkeld over waarom er een verband is. Bovendien was deze studie observationeel en kan niet bewijzen dat borstvoeding mogelijke problemen kan voorkomen en had geen bijkomende gezondheidsproblemen.
Toch zijn er nog wel wat kanttekeningen te plaatsen bij de uitkomsten van dit onderzoek.
Moeders, die hun kind borstvoeding te geven, hebben de luxe om thuis te blijven en hebben daardoor ook meer intieme momenten met hun baby. Er zalt voortdurend tegen de baby gepraat worden en de baby wordt veel intenser gevoeld. Flesvoeding is toch net iets onpersoonlijker dan borstvoeding.
Thuisblijvende moeders zullen ook veel sneller een huilende baby proberen te troosten, wat ook al de duur van huilbuien verkort.
De kwestie is dus duidelijk: is borstvoeding alleen voldoende om alle voordelen ten opzichte van flesvoeding te kunnen verklaren of is de voortdurende liefdevolle aanwezigheid van de moeder ook een factor die niet te verwaarlozen is.
[1] Goldstein et al: Breastfeeding Duration and Child Development in JAMA : 2025