Sociaal/emotioneel:
· Geeft dingen op verzoek;
· Imiteert handgebaren en gelaatsuitdrukkingen, zoals zwaaien, klappen van handen, dichtdoen van ogen;
· Helpt bij het aankleden door de armen uit te steken voor de mouwen en door de voeten uit te steken voor het aandoen van de schoenen;
· Zoekt en vindt gemakkelijk verstopt speelgoed;
· Is hartelijk ten opzichte van bekenden.
Fijne motoriek:
· Houdt de lepel vast, maar heeft hulp nodig bij het gebruik;
· Doet blokken in en uit een kleine doos;
· Gebruikt de duim en wijsvinder om kleine dingen of kleine stukjes eten op te pakken;
· Wijst met de wijsvinger naar gewenste dingen;
· Gebruikt beide handen gemakkelijk, maar kan een voorkeur voor ééntje hebben.
Grove motoriek:
· Trekt zich op tot een staande positie en laat zich zakken door meubilair vast te houden;
· Kan een paar seconden los staan;
· Zit een onbepaalde tijd stevig;
· Kan kruipen;
· Kan onafhankelijk lopen.
Communicatie:
· Imiteert ouders, die op speelse wijze geluid maken;
· Herkent eigen naam en draait om naar een spreker als het die naam hoort;
· Voldoet aan eenvoudige aanwijzingen: geef maar aan mamma', 'kom bij pappa', 'klap in je handjes';
· Brabbelt een hoop met ritme en variaties in toonhoogte.
Zicht:
· Herkent bekenden op een afstand van vijf meter of meer;
· Kijkt gespannen naar klein speelgoed dat over de grond wordt bewogen op een afstand van een meter of drie.
Sociaal/emotioneel:
· Drinkt uit een beker die met twee handen wordt vastgehouden;
· Drinkt uit een beker zonder te knoeien;
· Doet schoenen uit, sokken uit, muts af;
· Doet bekende activiteiten na, zoals (bijv) vegen, afstoffen, boek lezen;
· Heeft plezier met zichzelf, maar is het liefst bij een volwassene;
· Wisselt tussen onafhankelijkheid en afhankelijkheid van de verzorger.
Fijne motoriek:
· Krabbelt met een potlood op papier;
· Kan een toren met drie blokken bouwen nadat dit is voorgedaan;
· Grijpt kleine dingen en voedsel nadat het gezien is;
· Onderzoekt zaken meer met de handen dan met de mond.
Grove motoriek:
· Sleept en duwt met grote dingen;
· Loopt, maar met de voeten ietsje uit elkaar;
· Kan twee dingen tegelijk doen - één ding dragen en ermee lopen;
· Klimt in een stoel, draait het lichaam en gaat erin zitten;
· Kan achterwaarts de trap af kruipen.
Communicatie:
· Spreekt 6 tot 20 herkenbare woorden;
· Vindt slaapliedjes leuk en doet mee;
· Zegt het laatst gesproken woord na dat tegen hem gezegd is;
· Praat tegen zichzelf wanneer het speelt;
· Heeft plezier aan plaatjesboeken;
· Kan twee of drie onderdelen (bijv: ogen, neus, haar, voeten) aanwijzen van zichzelf of een pop.
Zicht:
· Houdt de ogen gericht op een rollende bal, die een meter of drie weg is en kan deze terughalen;
· Wijst buiten verre dingen aan.
Sociaal/emotioneel:
· Gebruikt zijn lepel om zelf te eten;
· Kauwt zijn eten goed;
· Drinkt uit een beker en herplaatst deze op de tafel;
· Is erg bezitterig over speelgoed - wil deze eigenlijk niet delen;
· Speelt bij, maar niet met andere kinderen;
· Klit aan verzorger wanneer het vermoeid of bang is;
· Kan explosief uit zijn humeur raken wanneer het gefrustreerd raakt, maar kan daaruit gemakkelijk wordt afgeleid;
· Vraagt veel aandacht van de verzorger.
Fijne motoriek:
· Verwijdert de wikkel van een snoepje of reep;
· Bouwt een toren van zes blokken;
· Kan een verticale streep op papier natekenen;
· Slaat één pagina per keer om;
· Pakt hele kleine dingetjes (bijv: kruimels) op.
Grove motoriek:
· Loopt op hele voet, maar kan gemakkelijk stoppen, starten en om obstakels heenlopen;
· Klimt de trap op en houdt zich vast aan de leuning (gebruikt twee stappen voor iedere trede);
· Werpt een kleine bal;
· Loopt tegen een grote bal aan wanneer het deze wil schoppen.
Communicatie:
· Doet doe-alsof-spelletjes;
· Gebruikt 50 of meer herkenbare woorden;
· Zet twee of meer woorden achter elkaar om een zin te vormen;
· Vraagt constant: Wat is dit?
· Doet actief mee aan slaapliedjes en andere kinderliedjes;
· Gebruikt eigen naam om over zichzelf te praten;
· Wijst op en herhaalt de namen van lichaamsdelen, zoals ogen, neus, mond, haar, voeten;
· Begrijpt eenvoudige verzoeken en gesprekken.
Zicht:
· Benoemt zijn speelgoed op een afstand van een meter of twee;
· Heeft plezier in het kijken in plaatjesboeken en wijst op verzoek details aan.
Sociaal/emotioneel:
· Eet met mes, vork en lepel;
· Wast handen, maar heeft nog hulp nodig bij het afdrogen;
· Is overdag droog en soms 's nachts;
· Speelt binnen en buiten met andere kinderen;
· Is hartelijk naar jongere kinderen;
· Wil volwassenen helpen met liedjes zingen;
· Doet de broek aan, maar kan nog geen knopen vastmaken;
· Werkt gewoonlijk mee;
· Deelt speelgoed met anderen.
Fijne motoriek:
· Bouwt een toren van 9 blokken;
· Bouwt een brug van 3 blokken na;
· Kan een cirkel met potlood op papier natekenen;
· Tekent een figuurtje van een mens, dat lijkt op een hoofd met één of twee herkenbare kenmerken;
· Verft met een grote kwast;
· Maakt een vuist en gaat met de duim heen en weer.
Grove motoriek:
· Wisselt de voeten bij het oplopen van de trap (gaat nog wel met twee passen per trede naar beneden);
· Rijdt op een driewieler;
· Loopt op de tenen;
· Staat op één been als dat wordt voorgedaan;
· Springt van de laatste trede van de trap.
Communicatie:
· Geeft volledige naam, sekse, leeftijd, wanneer daarom gevraagd wordt;
· Vraagt voortdurend: Wie?, Wat?, Waar?
· Heeft plezier aan het luisteren naar verhaaltjes en wil favorieten steeds opnieuw horen;
· Zingt slaapliedjes na;
· Gebruikt meervoud;
· Gebruikt een grote woordenschat, maar de spraak kan onjuiste articulaties bevatten;
· Doet mee aan eenvoudige gesprekken;
· Praat over vroegere ervaringen;
· Gebruikt de persoonlijke voornaamwoorden, zoals ik, mij en jou, correct;
· Wil graag over zichzelf en eigen ervaringen praten. Een beetje stotteren is dan niet ongewoon.
Zicht:
· Benoemt twee tot drie primaire kleuren (gewoonlijk rood en geel).
Sociaal/emotioneel:
· Eet goed met lepel en vork;
· Kleedt zichzelf aan, behalve veteren, knopen op de rug en sommige sluitingen;
· Gaat liever om met andere kinderen dan met de ouders;
· Begrijpt het concept van op zijn beurt wachten.
Fijne motoriek:
· Kan klosjebreien als de draad eerst door de naald is gehaald;
· Bouwt een toren van tien of meer blokken;
· Gebruikt een potlood met goede controle;
· Tekent een 'O' (cirkel), '+' (plus) en 'V' na;
· Tekent een huis.
Grove motoriek:
· Kan buigen en de tenen aanraken zonder de knieën te buigen;
· Houdt van veel balspelletjes;
· Rent op de tenen;
· Klimt, glijdt en slingert veel;
· Loopt vaardig op een dunne lijn of scheuren in het trottoir;
· Kan acht seconden op één been (elke voet) staan;
· Kan twee meter hinkelen (elke voet).
Communicatie:
· Vertelt met elkaar te maken hebbende verhaaltjes over gebeurtenissen uit het verleden;
· Kan naam, adres en leeftijd opgeven (kan dit laatste aangeven met de vingers);
· Vraagt constant: Waarom?, Wat?, Hoe?, Wanneer?;
· Kent verschillende slaapliedjes en kan deze herhalen of goed nazingen;
· Telt tot twintig;
· Houdt van grapjes maken;
· Houdt van rustig luisteren naar verhaaltjes;
· Spreekt grammaticaal correct en vertoont slechts een paar omdraaiingen (de r-l-w-y-groep, de p-t-f-s-groep of de k-t-groep);
Sociaal/emotioneel:
· Kleedt zich zonder hulp aan en uit;
· Gebruikt mes en vork zonder problemen;
· Wast en droogt de handen en het gezicht;
· Kiest eigen speelkameraadjes;
· Is beschermend ten opzichte van jongere kinderen en dieren;
· Begrijpt spelregels en het concept van fair play;
· Toont een gevoel van humor;
· Begrijpt de noodzaak van opruimen, maar dient daar vaak aan herinnerd te worden;
· Ervaart angst (bijv: voor honden, vallen, fysiek gevaar);
· Peutert in de neus, bijt op de nagels;
· Zuigt alleen op de duim voor het slapen gaan of bij vermoeidheid.
Spraak en taal:
· Spreekt vloeiend, behalve enkele onjuiste uitspraken (s, v, f, t);
· Geeft de volledige naam, leeftijd, verjaardag, adres;
· Definieert concrete woorden door middel van hun functie;
· Vraagt naar de betekenis van abstracte woorden en onbekende woorden;
· Houdt van het opzeggen van rijmpjes;
· Houdt van voorlezen van verhalen en speelt deze later na.
Visuele motorieke vaardigheden:
· Doet een draad door een grote naald en maakt echte steken;
· Tekent/schrijft een cirkel, vierkant, kruis, en de hoofdletters V, T, H, O, X, L, Y, U, C en A na;
· Tekent een huis met de volgende kenmerken: vorm, deur, ramen, schoorsteen en dak;
· Tekent een persoon met de volgende kenmerken: hoofd, armen, benen en romp;
· Tekent een reeks andere dingen, die de ouder vooraf heeft benoemd;
· Gebruikt op de juiste wijze kwast, krijt en potlood;
· Kleurt binnen de lijntjes;
· Weet 10 kleurpotloden bij elkaar te stoppen;
· Benoemt tenminste vier primaire kleuren;
· Maakt bouwsel van tenminste 10 blokken.
Motorieke ontwikkeling:
· Kan op een smalle lijn lopen zonder evenwichtsverlies;
· Klimt, slingert en rent vaardig;
· Beweegt ritmisch op muziek;
· Staat ten minste 10 seconden lang op één been (elke voet) met de armen voor de borst gekruist;
· Hinkelt één tot twee meter op elk been;
· Houdt van balspelen, begrijpt regels, positiespel en scoren;
· Buigt en raakt de tenen aan zonder de knieën te buigen;
· Grijpt je stevig met een hand vast;
· Kan lichtvoetig op de tenen lopen.