Pervasive Developmental Disorders (PDD)

ZELF PDD-NOS BEHANDELEN?

I find your lack of faith disturbing.

(Star Wars: Een tot nadenken stemmende opmerking van Darth Vader)

Ouders zitten er altijd tussenin. Een kind dat extra aandacht nodig heeft, terwijl de rest van het gezin daar natuurlijk ook behoefte aan heeft. Familie, vrienden, buren en leraren die er veel te weinig van snappen om echt begrip te kunnen tonen. En artsen die dat begrip soms wel hebben, maar soms alleen medicatie kunnen voorschrijven waar jij niet echt voorstander van bent. Wat kun je er zelf aan doen? Wij hebben wat suggesties, maar denk er diep over na en formuleer dan pas je eigen beslissing. Want niet alles helpt bij ieder kind even goed. Het blijft een speciaal kind, nietwaar?

PDD-NOS, vitamine B6 en magnesium

Vitamine B6 is noodzakelijk voor de vorming van bepaalde eiwitten en het gebruik van aminozuren. Het grijpt op vele plaatsen in. Het energie-metabolisme, de werking van het centrale zenuwstelsel, de vetstofwisseling en de vorming van de rode bloedkleurstof (hemoglobine) zijn ervan afhankelijk. Bij kinderen kan een vitamine B6-gebrek leiden tot stuipen, gewichtsverlies, buikpijn, braken en geprikkeldheid.

Hoewel er wetenschappelijk gezien nog geen enkele aanwijzing is dat een vitamine B6-gebrek tot autistisch gedrag kan leiden, bestaan er tegenwoordig theorieën die stellen dat er door een genetisch of biochemisch gebrek een verminderde opname is van de vitale vitamine B6 in het lichaam. Hierdoor ontstaan absolute of relatieve tekorten. Een megadosis vitamine B6 zou er vervolgens toe moeten leiden dat er toch voldoende in het lichaam beschikbaar komt, waardoor het autistisch gedrag vermindert.

Al in 1966 maakten Britse neurologen bekend dat bij 11 van de 19 door hen onderzochten autistische kinderen abnormale metabolieten (afbraakproducten) in de urine was aangetroffen. Nadat zij die kinderen een tablet met 30 mg vitamine B6 hadden gegeven, normaliseerde de urine. Er werden in deze studie echter geen gedragsobservaties uitgevoerd. Een Duitse onderzoeker maakte vervolgens in 1968 de resultaten van een studie bekend dat 12 van de onderzochte 16 autistische kinderen behoorlijke vooruitgang in hun gedrag vertoonden nadat zij hoge doseringen vitamine B6 (100 tot 600 mg per dag) hadden ingenomen. Drie van deze patiënten spraken zelfs voor de allereerste keer.

Bernard Rimland (USA) deed daarop een grootschalig onderzoek waaraan 200 autistische kinderen deelnamen die, onder andere, een mega-dosering vitamine B6 innamen. Aan het einde van dit onderzoek bleek dat er opmerkelijke verbeteringen te zien waren in het gedrag waren waar te nemen. Tussen de 30 en 40% van deze kinderen vertoonden zelfs behoorlijke verbeteringen. Een paar kinderen vertoonde, als gevolg van de hoge doseringen aan vitamine B6, wat negatieve effecten (irritatie, gevoeligheid voor geluid en bedplassen), maar deze verdwenen snel nadat magnesium aan de inname van de vitamine B6 werd toegevoegd.

Twee jaar later werd een vervolgonderzoek bij autistische kinderen gedaan. Aan dit dubbelblinde onderzoek (met placebo's) deden (slechts) 16 autistische kinderen mee en het leverde opnieuw statistisch zeer opmerkelijke resultaten op. De gebruikte dosering vitamine B6 lag tussen de 300 en 500 mg per dag, aangevuld met enige honderden mg per dag aan magnesium. Het magnesium versterkt de werking van de vitamine B6, terwijl het de negatieve effecten doet verminderen.

In beide bovenstaande onderzoeken vertoonden de deelnemende kinderen opmerkelijke verbetering in hun gedrag. Er was een beter oogcontact, minder zelfstimulerend gedrag, meer interesse in de wereld om hen heen, minder woede-aanvallen en algemeen gezien werden de kinderen dus normaler, al waren ze uiteraard niet geheel genezen.

Mensen variëren enorm in hun natuurlijke behoefte aan vitamine B6. De kinderen die verbetering in hun gedrag vertoonden, verbeterden omdat ze kennelijk die extra vitamine B6 nodig hadden. Het is dus mogelijk dat autistisch gedrag (maar niet autisme!) in sommige gevallen het gevolg kan zijn van een tekort aan vitamine B6.

In Frankrijk zijn sindsdien een zestal onderzoeken gepubliceerd waarin het (extra) gebruik van vitamine B6 werd geëvalueerd. Men beoordeelde niet alleen het veranderende gedrag van kinderen met autisme, maar tevens de uitscheiding van bepaalde metabolieten in de urine. Aanvullend hebben de Franse onderzoekers ook verscheidene onderzoeken gedaan naar de effecten van de vitamine B6 en magnesium op de elektrische activiteit in de hersenen. Al deze onderzoeken hebben positieve resultaten opgeleverd. Van de 91 onderzochte kinderen verbeterden 14% opmerkelijk, 33% verbeterden iets, 42% vertoonden geen verbetering en 11% verslechterden.

Hoewel geen enkel kind echt genezen is door het gebruik van vitamine B6, zijn er toch vaak opmerkelijke gedragsverbeteringen gemeld.

Indien aan een kind met autisme of PDD-NOS teveel extra vitamine B6 wordt gegeven of indien de dosis te snel wordt opgevoerd, kunnen er kleine neveneffecten optreden, zoals hyperactiviteit, misselijkheid of diarree. Dit komt echter maar zelden voor en kan eenvoudig worden verholpen door de dosis te verlagen en hem daarna langzaam weer op te voeren. Van magnesium kan nauwelijks teveel worden ingenomen omdat veel be- en verwerkte voedingsmiddelen magnesium aan het lichaam onttrekken.

Voor een kind met autisme zijn de aanbevolen doses vitamine B6 en magnesium:
· Vitamine B6: 16 mg per kilogram lichaamsgewicht
· Magnesium: 8 mg per kilogram lichaamsgewicht

(Voor een kind met autisme met een gewicht van circa 15 kilogram betekent dit derhalve 240 mg vitamine B6 en 120 mg magnesium).

Een kind met PDD-NOS heeft meestal al voldoende aan een kwart van de bovengenoemde aanbevolen doses. Zijn stoornis is minder sterk, zodat zijn vitamine B6-opname minder beperkt zal zijn!

(Voor een kind met PDD-NOS met een gewicht van circa 15 kilogram betekent dit derhalve 60 mg vitamine B6 en 30 mg magnesium).

Men dient te beginnen met een kwart van de aanbevolen doses en dient deze in enkele stappen te verhogen tot de aanbevolen doses.

(Voor een kind met PDD-NOS met een gewicht van circa 15 kilogram betekent die begindosis derhalve 15 mg vitamine B6 en 7.5 mg magnesium).

Het advies hierbij is om de doses pas te verhogen als je een verbetering in het gedrag ziet (en stop na een week of twee, drie als je geen verbetering ziet).

Vraag aan de leerkracht of deze extra wil opletten omdat in de klas de mogelijke gedragsverbeteringen vaak het snelst zullen opvallen. Het kind zal waarschijnlijk beter 'bij de les' blijven als de vitamine B6 effect krijgt.

Van ouders heb ik verschillende berichten ontvangen over de effecten van het innemen van vitamine B6 en magnesium: de ene meldt dat er geen enkel effect te bespeuren is op het gedrag van hun kind, terwijl de andere juist wel weer goede resultaten rapporteert.

PDD-NOS en carnitine

Recent verscheen er in een regionaal dagblad een artikel met een schreeuwende kop:

'ADHD-kinderen rustiger door vitaminedrankje'.

Volgens het artikel was uit onderzoek gebleken dat van een groep van (slechts) 26 kinderen met ADHD 54% verbeteringen in hun gedrag vertoonden. Ook was er een psycholoog bij betrokken die ouders pedagogische adviezen gaf. Het is echter noodzakelijk om mogelijk ontluikend enthousiasme te temperen.

Het vreemde is dat carnitine helemaal geen vitamine is. Volgens het leerboek 'The Enzymes' is carnitine een transportmiddel om vetzuren door een celwand heen te vervoeren en wordt in het lichaam gevormd uit het aminozuur lysine. Normaal gesproken maakt het lichaam voldoende carnitine aan, maar er is een ziektebeeld beschreven dat Carnitine Deficiëntie wordt genoemd. Deze kwaal zorgt voor symptomen die lijken op PDD-NOS (en dus ADHD). Of is Carnitine Deficiëntie wederom een andere uiterlijke verschijningsvorm van PDD-NOS?

We hebben in dit Handboek PDD-NOS al eerder gemeld dat de oorzaak van PDD-NOS mogelijk een stofwisselingsstoornis is, waardoor bepaalde processen in de hersenen niet perfect plaatsvinden. Ook carnitine is onderdeel van dat soort processen. Omdat carnitine een lichaamseigen stof is kan het zonder gevaar worden ingenomen. Het komt bovendien voor in voedingsmiddelen zoals melk en vlees. Zelfs reguliere vitaminepreparaten (De Tuinen Fem Compleet) bevatten soms zelfs carnitine!

En het onderzoek zelf gaf een verbetering aan van 54% van de 26 kinderen die het preparaat slikten. Maar ook twee kinderen die een placebo slikten vertoonden een duidelijke verbetering in hun gedrag.
Wij denken zelf dat de pedagogische adviezen van de bij het onderzoek betrokken psycholoog wel een behoorlijke invloed hebben gehad.

Omdat Vitamine B6 noodzakelijk is voor het gebruik van aminozuren en carnitine uit het aminozuur lysine wordt gevormd, zou een combinatie-preparaat van Vitamine B6, magnesium en carnitine te overwegen zijn.
Bespreek deze suggestie eens met je huisarts.

Tot slot:
Hoe positief het bovenstaande ook lijkt, onthoudt altijd dat nog niets wetenschappelijk is bewezen. Als dat wel zo was dan had de huisarts voor je kind allang een receptje met vitamine B6 en/of carnitine voorgeschreven.


VERBAND TUSSEN AUTISME EN CANDIDA?

Al in hoofdstuk Behandeling van PDD-NOS - Een waarschuwing werd gewaarschuwd dat er soms behandelmethodieken voor autisme en PDD-NOS worden aangemoedigd, die nog onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn en daardoor zelfs potentieel gevaarlijk kunnen zijn. Een voorbeeld hiervan is het gemelde verband tussen een bepaalde schimmel (Candida albicans) en autisme. Er zijn vanuit de niet-reguliere geneeskunde aanwijzingen gemeld dat een infectie met deze schimmel het autistische gedrag kan doen verergeren.

Candida albicans is een eencellige schimmel en behoort tot de gistfamilie. Deze schimmel bevindt zich van nature in verschillende delen van het lichaam, waaronder de vagina en het spijsverteringskanaal. Goedaardige bacteria limiteren de hoeveelheid schimmel en houden zo de schimmel onder controle. Maar bijvoorbeeld (herhaalde) blootstelling aan antibiotica kan deze bacteria vernietigen. Dit kan, volgens sommigen, resulteren in een wildgroei van Candida albicans. Wanneer deze schimmel zich vermenigvuldigt, stoot het gif uit in het lichaam. Van deze gifstoffen is bekend dat zij een negatieve invloed hebben op het centrale zenuwstelsel en het immuunsysteem.

Gedragsproblemen, waarvan men vermoedt dat de oorzaak gevonden kan worden in een wildgroei van Candida, zijn verwarring, hyperactiviteit, korte spanningsboog, lethargie, geïrriteerdheid en agressiviteit. Als mogelijke gezondheidsproblemen worden genoemd: hoofdpijn, buikpijn, verstopping, vermoeidheid en depressie. De problemen zouden vaak nog erger zijn op klamme, benauwde dagen en op schimmelige plaatsen. Ook blootstelling aan parfums en insecticiden zou de toestand kunnen verergeren.

Het probleem van deze theorie is echter dat slechts wetenschappelijk is aangetoond dat normaal gesproken alleen doodzieke mensen, zoals kankerpatiënten en aids-patiënten, alsmede personen die te vaak achter elkaar een antibioticakuur hebben moeten ondergaan, last van Candida kunnen krijgen. Deze ernstig zieke mensen hebben door hun ziekte (of door de behandeling daaraan) al een sterk verminderde afweer, waardoor infecties met bacteria, virussen, parasieten en schimmels toe kunnen slaan. Wanneer Candida in het bloed wordt aangetroffen zijn de patiënten daardoor zeer ziek en krijgen onmiddellijk zware medicijnen tegen deze schimmel toegediend. In de reguliere gezondheidszorg kan Candida bij gezonde mensen niet eens in het bloed worden aangetoond!

Tot slot:
Het kan echter nooit kwaad om kinderen met autisme of PDD-NOS zeer gezond te laten eten. Dit kan door een dieet samen te stellen zonder veel suiker en andere voedingsmiddelen, waarop de (mogelijk illusionaire) schimmel zou kunnen gedijen. Zie hiervoor ook hoofdstuk .


ASPARTAAM

Een geluk bij een ongeluk, zo mag het ontstaan van aspartaam wel genoemd worden. Het verhaal is binnen de bedrijfshistorie van het Amerikaanse farmaceutische bedrijf Searle, thans Pharmacia, uitgegroeid tot een ware mythe. In 1965 was een laborant bezig met het maken van di-peptides voor de mogelijke behandeling van maagzweren. Hij werkte met een combinatie van asparaginezuur en een vorm van fenylalanine. Beide stoffen zijn natuurlijk voorkomende aminozuren en beide zijn van zichzelf niet zoet. Tijdens de experimenten had de laborant wat op de grond geknoeid en toen hij later een papier van de grond wilde oprapen en daarbij aan zijn vinger likte, merkte hij, volgens het verhaal, dat zijn vinger zoet smaakte. Hij realiseerde zich dat dit te maken moest hebben met de geknoeide stof. Dit bleek later aspartaam te zijn geweest. De directeur van Searle noemde het later 'een grote ontdekking, maar een waardeloze laboratoriumtechniek'.

De kunstmatige zoetstof aspartaam werd in 1974 goedgekeurd voor gebruik in de Verenigde Staten door de Food and Drug Administration (FDA). Twee jaar later werd aspartaam echter weer verboden door diezelfde FDA omdat men achteraf meende dat er fouten waren gemaakt bij de verwerking van data over hersentumoren bij ratten. Een aanvullende studie vond echter geen enkele connectie en de FDA gaf in 1983 opnieuw haar goedkeuring om aspartaam in de Verenigde Staten te gebruiken. Waarna de rest van de wereld al snel volgde.

Bij alle mogelijke wetenschappelijke onderzoeken is natuurlijk uitputtend gekeken naar de mogelijke schadelijke gevolgen van de afbraakproducten van aspartaam, de stoffen fenylalanine, asparaginezuur en methanol. Deze komen via het gebruik van aspartaam echter in zulke geringe hoeveelheden in het lichaam, dat ze te verwaarlozen zijn ten opzichte van de hoeveelheden, die we via het consumeren van andere natuurlijke voedingsmiddelen innemen. Zo zijn alle eiwitten bronnen van asparaginezuur en fenylalanine en komt er dus veel meer via bijvoorbeeld vis en vlees in ons lichaam dan via het gebruik van aspartaam-bevattende producten.

Van fenylalanine wordt soms gedacht dat het problemen oplevert. Maar het aminozuur fenylalanine is voor ons lichaam zelfs een essentiële bouwsteen, die we niet eens kunnen missen.

Over fenylalanine moet overigens wel worden opgemerkt, dat ongeveer 1 op de 15.000 mensen lijdt aan een aangeboren enzymtekort, die fenylketonurie (PKU) wordt genoemd. Zij zijn niet in staat het gevormde fenylalanine af te breken en dienen dus niet meer fenylalanine in te nemen dan nodig is voor het lichaam. Via de bekende hielprik wordt bij pasgeboren baby's vastgesteld of ze deze genetische afwijking hebben en deze personen zullen hun gehele leven rekening moeten houden met hun dieet, dat dus eiwitbeperkt moet zijn. Om die reden staat op iedere verpakking van een product, waarin aspartaam is verwerkt, vermeld, dat het een bron is van fenylalanine.

Op internet staan vele verhalen over de vermeende gevaren van het gebruik van aspartaam. Wij hebben het gevoel dat iedereen elkaar daarbij klakkeloos napraat en dat niemand zich met de feiten bezig houdt. Zo zou aspartaam de oorzaak zijn van een spectaculaire toename van hersentumoren en zou aspartaam zelfs autisme tot gevolg kunnen hebben. Gedegen eigen onderzoek bleek dus in dit geval zeer noodzakelijk.

Het National Cancer Institute (NCI) registreerde inderdaad in de periode 1983 tot 1987 in de Verenigde Staten een spectaculaire toename van het aantal hersentumoren. Bij mannen bedroeg het stijgingspercentage 6% en bij vrouwen meer dan 9.5%. Het gevolg van de introductie van aspartaam? Je mag echter wel eens met een wat kritische blik naar dit soort gegevens kijken. Als het aantal hersentumoren inderdaad tussen 1983 en 1987 zo sterk zou zijn gestegen als gevolg van het gebruik van aspartaam, dan is dit erg verbazingwekkend omdat dit wel erg snel gebeurde na de introductie van aspartaam op de Amerikaanse markt begin jaren tachtig. Dat zou dus in de jaren daarna nog veel sterker moeten zijn gegroeid gezien de voortdurende stijging van het aspartaamgebruik. Maar het aantal hersentumoren ondertussen was juist alweer aan het dalen.

En dat aspartaam een negatief effect heeft op het ongeboren kind waardoor autisme kan ontstaan is natuurlijk ook een uitermate vreemd verhaal. De belangrijkste stof waaruit aspartaam bestaat, de fenylalanine, is immers een zo belangrijk aminozuur. En die heeft het lichaam en dus ook de ongeboren vrucht juist nodig om goed te functioneren.

In 2004 werd in het oktobernummer van het gezaghebbende medisch vakblad het British Medical Journal een redactioneel stuk geplaatst. Hierin werd gesteld dat er geen bewijs bestaat dat een verband aantoont tussen aspartaam en kanker, haarverlies, depressie, dementie, gedragsstoornissen, of welke ander ziektebeeld dan ook welke op websites worden genoemd. Instellingen, zoals de Foods Standards Agency (in Groot-Brittannië), de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (in de Europese Gemeenschap) en de Food and Drug Administration (in de USA), hebben een plicht om de relatie tussen voedingsstoffen en gezondheid in de gaten te houden en om onderzoeken in te stellen wanneer er een redelijk vermoeden van twijfel ontstaat. Het Europese Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding heeft in 2002 een uitputtend onderzoek gedaan in meer dan 500 rapporten. Het concludeerde op basis van het bestudeerde biochemisch, klinisch en gedragsonderzoek dat de geaccepteerde dagelijkse inname van aspartaam van 40 mg/kg/dag volledig veilig was, behalve voor mensen, die lijden aan de eerder genoemde PKU.


De conclusie moet dus luiden dat het gebruik van aspartaam voor de meeste mensen volkomen veilig is. Mocht u desondanks toch het gevoel hebben dat fabrieksmatig aangemaakte zoetstoffen niet de juiste weg kan zijn, is er een interessante oplossing beschikbaar. Die oplossing heet stevia en dat is een superzoet zuiver natuurlijk plantje.



Veel meer informatie is te lezen in het boek 'Alles over Stevia'. Klik op de cover om het boek te bestellen.




DIEET, EEN ANTWOORD?

Eerder had ik geschreven dat onderzoekers tegenwoordig geloven dat de oorzaken van PDD-NOS (deels) biochemisch van aard zijn. Het onderzoek van deze denkrichting richt zich op dit moment voornamelijk op de neurotransmitters in de hersenen. Gedacht wordt dat een teveel of een tekort aan bepaalde neurotransmitters voor verergering van de problemen van PDD-NOS kunnen leiden. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat gezonde voeding een zeer belangrijk aspect is bij een mogelijke behandeling van de klachten die gepaard gaan met PDD-NOS. Verstoringen door een te veel of een tekort aan bepaalde voedingsstoffen, zoals vitamines, mineralen en micronutriënten, zoals magnesium en zink, kunnen tot gevolg hebben dat in de hersenen een te veel of een tekort aan noodzakelijk biochemische reacties plaatsvinden.

Het lijkt er bovendien op dat kinderen met PDD-NOS problemen hebben om die zo noodzakelijke voedingsstoffen niet optimaal kunnen omzetten naar de benodigde neurotransmitters, zoals serotonine.

Soms hoor je wel eens dat men gelooft dat zaken als kleurstoffen of conserveermiddelen een rol kunnen spelen bij het ontstaan van PDD-NOS. Ik ga uit van de theorie dat het gebruik van sommige van deze stoffen mogelijk op PDD-NOS gelijkend gedrag kan opwekken of versterken, maar zeker geen PDD-NOS doet ontstaan! PDD-NOS is immers een ontwikkelingsstoornis en de problemen daarvan zijn al tijdens de opbouw van de hersenen tijdens de zwangerschap ontstaan.

Een wat andere kijk op het probleem is dat we zeker de laatste decennia steeds verder van ons natuurlijke voedsel af zijn komen te staan. We eten ongezonder, het eten moet snel klaar zijn en de producenten stoppen allerlei 'nuttige' toevoegingen in ons dagelijks voedsel om het langer goed te houden of de smaken aan te passen. Ik denk dat het niet zo is dat die toevoegingen schadelijk voor ons of onze kinderen zijn, maar dat er door die veranderde bereidingswijzen en samenstelling gewoon minder van de zo noodzakelijke vitamines en mineralen in ons voedingspatroon zitten. Ook de versnelde teelt (snel, sneller, snelst) kan er voor zorgen dat een groente niet voldoende tijd heeft om alle noodzakelijke voedingsstoffen uit de bodem op te nemen. Daardoor heeft, volgens recent onderzoek, de gemiddelde Nederlander een gebrek aan zink, ijzer, selenium, koper en magnesium. Bovendien hebben we gemiddeld een fors tekort aan vitamine A. In veel soorten groente zit tegenwoordig ook al geen vitamine C meer.

Kinderen met PDD-NOS hebben mogelijk wat problemen met de verwerking van bepaalde vitamines en mineralen (zie daarvoor bijvoorbeeld het onderdeel ZELF PDD-NOS BEHANDELEN?) en daardoor hebben ze echt 100% van de dagelijkse hoeveelheid nodig. Krijgt zo'n kind minder binnen dan ontstaan al snel tekorten (vitamines zijn bouwstenen voor de neurotransmitter serotonine) en daardoor verergeren mogelijk de problemen van zijn PDD-NOS.

Deze aanwijzingen doen vermoeden dat een dieet voor kinderen met autisme en PDD-NOS zodanig moet worden vastgesteld dat het de symptomen van PDD-NOS op verschillende fronten aanpakt. Ik wijs hierbij op de mogelijke voordelen van grote doses vitamine B6 (zie: KAN IK PDD-NOS ZELF BEHANDELEN?).

En ach, kinderen met autisme en PDD-NOS reageren immers altijd extra sterk op iedere verandering. Dus ook op veranderingen in hun lichaam. Ze zijn in de meeste gevallen al extra druk en onhandelbaar als ze tegen een ziekte aanhangen. En dus is het in ieders belang dat ze zo lang mogelijk gezond blijven.

Het is daarom in ieder geval aan te bevelen om deze kinderen zo 'gezond' mogelijk te laten eten. Daarmee wordt bedoeld het eten van natuurlijke, verse en volkoren producten. Zoveel mogelijk moeten be- en verwerkte voedingsmiddelen worden vermeden.

Een andere aanpassing van het dieet zou kunnen bestaan uit het verminderen van de inname van suiker. Limiteer zeker het snoepen omdat in veel snoepgoed niet alleen veel suiker, maar ook veel kleur- en smaakstoffen zijn verwerkt.

Ik wil op deze plaats toch enige informatie geven over het wijdverbreide misverstand dat rietsuiker gezonder zou zijn dan bietsuiker. Rietsuiker wordt gewonnen uit suikerriet. De ruwe rietsuiker die we hier kopen is eigenlijk de grondstof voor geraffineerde rietsuiker, die zuiver wit is en zich chemisch totaal niet onderscheidt van kristalsuiker. Rietsuiker is dus precies hetzelfde als bietsuiker. Bij ruwe rietsuiker is één stap van het zuiveringsproces overgeslagen en dat is de reden dat rietsuiker wat bruin van kleur is. Het is onzuiverder en potentieel dus ook ongezonder dan geraffineerde bietsuiker en rietsuiker.

Probeer dan ook eens die populaire cafeïne-houdende frisdranken, zoals cola’s en energiedrankjes, wat vaker te vervangen door fruit, vruchtensappen of natuurlijke vruchtensiropen. Dat is zowel lekkerder als veel gezonder. Die voor je kind zo noodzakelijke vitamines, mineralen, micronutriënten en anti-oxydanten zitten in dat vruchtensap in hun natuurlijk omgeving en daardoor blijken ze toch het beste hun werkzaamheid te behouden.

Soms onderschat, maar bananen zijn zeer gezond en voedzaam. Rijk aan koolhydraten, vitamines en mineralen zoals kalium en fosfor. En ze zijn rijk aan tryptofaan. Deze stof is een precursor (voorloper) van serotonine, de neurostransmitter in de hersenen, die in verband wordt gebracht met PDD-NOS, ADHD en stemmingsstoornissen.

Veel anti-depressiva worden geslikt om de hoeveelheid serotonine in de hersenen te verhogen teneinde depressieverschijnselen te bestrijden. En, nog bekender: methylfenidaat (Ritalin) wordt ingezet om de verschijnselen van ADHD tegen te gaan door ook het niveau aan serotonine in de hersenen te verhogen. Maar bedenkt wel dat medicijnen eigenlijk een chemische manier zijn om tekorten aan te vullen die mogelijk ook met een juist dieet zouden kunnen worden opgelost.



Tot slot:
Een goede arts zoekt eerst naar de oorzaak van de ziekte van zijn patiënt. Heeft hij die gevonden, dan tracht hij eerst met behulp van voeding het verstoorde evenwicht te herstellen. Pas als dat niet helpt, schrijft hij medicijnen voor. Sun Si Mao (circa 560 AD).

(Dr. Han Hwie-Song: Chinese kookkunst, Een bron van gezondheid)



HERSENEN EN ANTI-OXIDANTEN

De hersenen, zoals ieder ander deel van het lichaam, hebben voeding nodig om optimaal te kunnen presteren. Het bloed verzorgt de aanvoer van die zo noodzakelijke voedingsstoffen en zuurstof.

In de hersenen spelen zich heel wat ingewikkelde processen af die we zelfs nu nog niet allemaal kunnen verklaren. Duidelijk is wel dat een tekort van een bepaalde voedingsstof direct gevolgen kan hebben voor de werking van het brein. Een absoluut of relatief tekort aan neurotransmitters wordt vaak genoemd als een mogelijke oorzaak voor het ontstaan van ontwikkelingsstoornissen zoals PDD-NOS en ADHD.

Neurotransmitters zijn de chemische boodschappers in de hersenen en ze worden aangemaakt uit een groot aantal bouwstoffen, waaronder vitamines, mineralen en enzymen. Al deze stofjes hebben we maar in minieme hoeveelheden in ons lichaam nodig. Soms kan het lichaam ze in voldoende mate zelf aanmaken, maar soms ook niet.

Zuurstof is een zeer reactief element, waardoor het bijvoorbeeld ijzer doet roesten ofwel oxideren. Het proces waarbij voorwerpen met zuurstof reageren wordt dus ook oxidatie genoemd. Een extreme en zeer snelle manier van oxidatie noemen we een explosie. Vrije zuurstof is dus schadelijk, terwijl zuurstof dat gebonden is aan een andere stof veel minder schadelijk zal zijn. Bij water is zuurstof gebonden aan waterstof en daar is die schadelijke invloed van zuurstof dus ingeperkt.

Zuurstof dat ongebonden in je lichaam huist wordt een vrije radicaal genoemd. Het zoekt actief naar andere stofjes om mee te reageren en zich te binden. Je lichaam raakt daardoor beschadigd. Het is dus een giftig goedje dat behoorlijke schade kan aanrichten en daarom zo weinig mogelijk ongebonden in je lichaam moet voorkomen.

Anti-oxidanten zijn natuurlijke stofjes, die het lichaam kunnen beschermen tegen de schadelijke gevolgen van die ongebonden zuurstofatomen. Maar blijf altijd verder dan je neus kijken: anti-oxidanten kunnen bij een hoge dosis optreden als oxidant en dus schade aanrichten .

Veel van die anti-oxidanten zijn bioflavonoïden, een groep stofjes die in planten voorkomen. Sommige van die bioflavonoïden zijn maar eenvoudige moleculen (monomeren), terwijl andere veel complexer zijn (polymeren).

Een speciale groep van die polymere anti-oxidanten zijn de oligomere proanthocyanidines (OPC's). Het zijn de natuurlijke kleurstoffen zoals die voorkomen in bijvoorbeeld druiven, cranberries, en groene en zwarte thee. Chemisch gezien zijn het looizuurachtige verbindingen, die behoren tot de tannines.

De OPC's zijn anti-oxidanten die een gunstige invloed hebben op de vaatwanden en de bloedvaten. Ze worden al jarenlang gebruikt om ontsierende aderen en opgezette, vermoeide benen te verzorgen. Maar zo'n natuurlijk middel werkt natuurlijk niet alleen op je benen, maar werkt in je hele lichaam. Dus worden ook de kleinste haarvaten en vaatwanden in je hersenen bereikt. De doorbloeding in je hersenen wordt verbeterd en daardoor komen meer van die zo noodzakelijke voedingsstoffen beschikbaar in de verste uithoeken van je hersenen.

Bovendien, zo blijkt uit recent onderzoek, laten die OPC's de neurotransmitters in de hersenen langer werken, terwijl het bepaalde enzymen lijkt te kunnen reguleren die invloed hebben op een tweetal belangrijke neurotransmitters, dopamine en norefedrine. OPC's verzorgen ook nog eens de toevoer van bepaalde micro-nutriënten, zoals zink, mangaan, selenium en koper. Een gebrek aan zink heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat bepaalde neurotransmitters niet voldoende kunnen worden aangemaakt.

Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat we deze zo belangrijke proanthocyanidines dagelijks in voldoende mate kunnen innemen? Denk eens een ogenblik terug aan vroeger toen je zelf na school thuiskwam en je moeder al zat te wachten met een kopje thee en een biscuitje. Even een moment van rust voordat je met je vriendjes of vriendinnetjes buiten ging spelen. Die thee was die doodnormale en nu bijna ouderwets lijkende Engelse melange ofwel zwarte thee. En die zwarte thee zat immers boordevol met die zo gewenste OPC's. Zou het echt een ramp voor je kind met ADHD zijn om dat theemoment als een vaste dagelijkse routine opnieuw in te voeren? Natuurlijk niet. Omdat ieder vast patroon voor zo'n kind ook een structuur en een rustpunt betekent is het juist bijzonder aan te bevelen.

En probeer dan ook eens die cafeïnehoudende drankjes als cola's eens wat vaker te vervangen door fruit, vruchtensappen of vruchtensiropen. Da's zowel lekker als gezond en als je dan af en toe eens druivensap neemt dan zit je helemaal goed. Daar zitten ook die OPCs in. Die voor je kind zo noodzakelijke vitamines, micronutriënten en anti-oxidanten zitten in dat vruchtensap in hun natuurlijke omgeving en daardoor blijken ze toch het beste hun werking te behouden.